Achtergrond

Op bezoek in een datacenter: de cloud in een doosje

Een bestand naar je clouddienst verplaatsen, kost je geen enkele moeite. Het kost evenwel veel internet en elektriciteit, en een klein beetje fysieke ruimte, om je bestand op een wolk te zetten. Een wolk die verrassend laag tegen de grond staat.

Van zodra je een bestand opslaat op Dropbox, of je een foto maakt die naar Google Foto’s verhuist, of je versleept een mapje naar je clouddienst-snelkoppeling, beginnen je bits en bytes aan een lange tocht door het donker. Via je wifi-verbinding of je ethernetkabel worden je gegevens versluisd naar het datacenter waar je clouddienst zijn servers heeft geïnstalleerd. Op zich is het verschil met eender welke andere internethandeling niet zo groot: bezoek je een website, dan kom je eveneens in een datacenter terecht, eveneens op de servers die daar geparkeerd staan, waar je interactie of transactie wordt opgeslagen. Met een clouddienst is het enige verschil dat je bestand daar langere tijd blijft staan, en dat je eraan kan wanneer je wilt.

 

LCL

Eén van de datacenters in België is dat van LCL in Aalst. Zoals gebruikelijk voor een datacenter, kan je LCL nog het best omschrijven als een grootwarenhuis waar de rekken met producten vervangen zijn met ‘racks’, afsluitbare kasten waar serverapparatuur in past. Deze kasten worden door LCL verhuurd aan bedrijven die een opslagnetwerk willen opbouwen, of hun bestaande netwerk willen uitbreiden. Deze huurders betalen voor de elektriciteit, de internetverbinding, de koeling, het onderhoud van het gebouw, bijstand in geval van noodsituaties en de huur van de fysieke ruimte, kortom: alles van het binnenkomen tot aan het rack. Voor de eigenlijke servers moeten ze zelf zorgen.

Dat betekent dat het IT-departement de apparatuur zelf uitkiest, aanschaft en installeert. Ze moeten ook hun eigen internetprovider voorzien, die dan een aansluiting krijgt in het datacenter – de belangrijkste providers zijn bij LCL sowieso al voorzien van een aansluiting. Deze regeling betekent ook dat als er een kabeltje of een hele server niet meer werkt, de IT-verantwoordelijke zelf naar het datacenter moet afzakken om de problemen te verhelpen. Alles wat foutloopt buiten het rack, bijvoorbeeld een kabel die kapot is, of een probleem met de koeling, valt onder de zorg van LCL.

 

Uit de kluiten gewassen dieselgeneratoren zorgen ervoor dat een datacenter een week lang zonder netstroom kan. Is een probleem dan nog niet opgelost, dan kan er steeds snel bijgetankt worden.

 

Redundantie

De goede verstaander begrijpt meteen dat dat voor een grote verantwoordelijkheid zorgt aan de kant van de datacentra. Wanneer een server faalt, loopt een bedrijf mogelijk zware kosten op, gaan klanten naar de concurrentie, en is het cru gezegd de eigen fout van het bedrijf. Wanneer ze schade oplopen door een brand of een aardbeving, dan ligt de schuld bij de beheerder van het gebouw. Bij zo’n gebeurtenissen zouden overigens meerdere bedrijven getroffen worden die een of meerdere racks huren, wat zorgt voor een groter risico voor een onderneming als LCL.

Om de risico’s in de hand te houden, voert een datacenter gemiddeld een keer per maand een crashtest uit, waarbij de redundantiesystemen worden nagegaan. Dat gebeurt op de meest elementaire wijze die mogelijk is: door de elektriciteit uit te zetten. Dergelijke testen leggen probleemzones bloot, terwijl de resulterende data eveneens worden gebruikt om nieuwe klanten aan te trekken naar een faciliteit.

 

AC/DC

Zo’n crashtest begint met het vastleggen van de amperages, door middel van foto’s. Die worden steeds geüpload om de klanten te informeren en om te vergelijken met voorgaande tests. Vervolgens worden de stroomschakelaars overgehaald. Het systeem heeft tussen de tien en de veertig seconden nodig om over te schakelen van netstroom op de gigantische dieselgeneratoren die buiten het gebouw de wacht houden.

Die overgangsperiode wordt overbrugd met een fors leger batterijen die het datacenter op eigen kracht 45 minuten kunnen laten draaien. Het is verder interessant om te weten dat deze batterijen continu onder stroom staan. Wanneer het stroomnet de infrastructuur draaiende houdt, passeert die namelijk ook steeds de batterijen, om er zeker van te zijn dat de wisselstroom van het lichtnet geen onverwachte pieken veroorzaakt – die servers ernstig kunnen beschadigen. De gelijkstroom van de batterijen is veiliger.

 

Deze gasflessen zijn gevuld met een stof die het zuurstofniveau in een kamer vliegensvlug kunnen reduceren naar minimale volumes. Een mens in zo’n kamer zal niet stikken, maar er wel een stevige migraine aan overhouden.

 

Dubbelop

Redundantie is het codewoord bij LCL. Wanneer het lichtnet het begeeft, nemen dieselgeneratoren over. Falen de dieselgeneratoren, dan zijn er nog batterijen. Het zou niettemin een erg ongelukkige dag moeten zijn als het volle gewicht van de servers op de batterijen terechtkomt. Ook bij de dieselgeneratoren zit namelijk enige redundantie ingebouwd. Zo zijn er aan weerszijden van het gebouw identieke installaties gebouwd aan dieselgeneratoren. Samen zouden ze het ruim een week moeten kunnen uithouden. Raakt de benzine op, dan zijn er contracten afgesloten met leveranciers die binnen enkele uren ter plaatse komen met meer diesel. Elk systeem dat te maken heeft met de energievoorziening is dubbel aanwezig, voor een optimale werking van je clouddiensten.

Daarnaast zijn ook brandblussystemen ruimschoots (en dubbel) aanwezig. In elke ruimte zal je twee installaties vinden met gas en schuim dat zuurstof uit de lucht moet halen, tot 12,7 procent,  zodat een brand vanzelf dooft. Voor menselijke medewerkers is er overigens geen gevaar: zij kunnen overleven in de zuurstofarme omgeving, al zullen ze de dagen erna last hebben van een stevige migraine.

cloudlcltechzone

Gerelateerde artikelen

Volg ons

Gebruik je ecocheques bij Coolblue

Gebruik je ecocheques bij Coolblue

Producten bekijken