Resultaten van de grote SSD-test
We vergelijken de beloftes die producenten over hun solidstatedrives maken met de testresultaten. Kunnen we meteen zien hoe dicht beloften en werkelijkheid bij elkaar liggen.
We bekijken eerst even de theoretische specificaties van alle schijven.
[related_article id=”152275″]
De sequentiële leesacties zijn op dit moment nog vrij voorspelbaar: De ioDrive is met 647 MBps ruim de snelste, maar wordt al gauw gevolgd door de Intel 510 Consumer SSD (421 MBps).
Het is geen verrassing dat de enterprise-SSD"s van Intel (710 en de 2 X25-E) ongeveer op dezelfde snelheid zitten, aangezien hun controllers allemaal van Intel zijn en nauwelijks verschillen.
De Micron P300 valt wat tegen met slechts 280 MBps tegenover de theoretische 360 MBps. Zeker als we bedenken dat dit een (dure) SLC-oplossing is.
De Western Digital Blue kan zich hier zeker meten met de grote jongens, met snelheden van 228 MBps.
Een eerste verrassing zit hier reeds in het feit dat de schrijfsnelheid gevoelig trager is bij de 64GB-versie (45 MBps) dan bij de 32GB-versie (70 MBps) van de X25-E. We zagen eerder dat beide schijven hetzelfde aantal geheugenchips op de printplaat hebben (zie foto’s). Het verschil zit hem wellicht in de geheugenchips die bij de 32GB-drive slechts twee circuits per chip hebben en bij de 64GB-drive 4 circuits (de zogenaamde dies per package).
Dit voor hetzelfde aantal pinnen en dus zijn voor dezelfde adresseringsopdracht meer toegangspogingen nodig. In twee loops kunnen de data van twee circuits opgevraagd worden, terwijl voor vier circuits vijf pogingen nodig zijn. De precieze opbouw van de geheugenchips (en controllers) is echter eigendomsrecht van de producenten en bijgevolg niet vrij te vinden.
Een tweede grote verrassing hier is hoe goed de Western Digital Blue presteert met 158 MBps, wat heel dicht tegen de theoretische maximumsnelheid van 170 MBps ligt. Hij komt hiermee zeer dicht in de buurt van de ioDrive die met 195 MBps wel wat teleurstelt.
Ook voor de Micron blijken de theoretische waardes zwaar tegen te vallen in de praktijk (122 MBps), al is het ook nu nog de snelste van alle enterprise-SSD"s.
De meest realistische van alle (enterprise-)workloads is echter de Random Access met kleinere blokgroottes (4 KB in dit geval). Deze worden uitgedrukt in het aantal I/O’s per seconde.
Hier komen dus eindelijk de echte enterprise-SSD"s naar boven, met opnieuw en nog steeds aan kop de Micron RealSSD met ruim 8.300 IOPS.
De 64GB-versie van de X25-E hinkt opnieuw wat achterop, maar de X25-E en de Intel 710 zijn sterk aan elkaar gewaagd. Toch is er enige vooruitgang te merken bij deze laatste.
De Western Digital valt bij deze test volledig door de mand en kan met 660 IOPS niet meer aanklampen met de grote kanonnen uit de test.
De Big Berta der I/Os is ook hier de ioDrive met ruim 18.700 IOPS geregistreerd. En dit is niet eens met de instelling die de snelste IOPS garandeert.
Tot slot bekijken we ook even de responstijden van de voorgaande test. Uiteraard geldt hier de regel: hoe lager hoe beter.
Opnieuw wordt meteen de stand van zaken duidelijk voor de Western Digital SiliconEdge Blue. Met ruim 3 ms kan hij enkel wedijveren met reguliere harde schijven. De snelste accesstime voor een magnetische harde schijf ligt ergens rond de 7 ms.
Verder zien we ook dat de 64GB-versie van de X25-E zelfs de Intel 510 consumer-SSD moet laten voorgaan met respectievelijk 0,46 en 0,39 ms. Gelukkig redt de 32GB-versie wat er te redden valt met 0,29 ms.
Opnieuw aan de top vinden we de Micron RealSSD P300 met 0,28 ms en uiteraard de ioDrive met 0,23 ms. Dit is hoe enterprise-SSD"s moeten renderen.
Conclusie
Terwijl Intel de prestatiestrijd voorlopig opgeeft voor enterprise-SSD"s, timmert Micron gestaag verder aan de weg met zijn P300. Dit is op dit moment nog steeds de snelste enterprise-SSD.
Dat het goedkoper, zuiniger en even snel kan bewijst de Intel 510 MLC SSD, die over het algemeen zeer goede resultaten neerzet. Door de relatief korte levensduur is deze voor bedrijven echter niet aan te raden.
De Micron RealSSD P300 lijkt een perfect schot in de roos: hij combineert de heel goede Marvell-controller, die we terugvinden in de Intel 510 met eigen ontwikkelde geheugenchips die een hoge levensduur kunnen garanderen. Deze combinatie schenkt hen de overwinning als het gaat over snelheid en responstijd. Enig nadeel voor Micron is de voorlopig nog te hoge prijs.
Voor écht zware workloads is er voor middelgrote en grote bedrijven echter voorlopig maar één weg en dat is die van PCI-E-insteekkaarten, die bovendien geen gespecialiseerde raidcontrollers en hun specifieke kennis (clustersize, read ahead, write back, battery back-up units) nodig hebben.
De prijs is zeker nog een struikelblok, maar zolang er qua levensduur en firmwarefouten geen lijken uit de kast vallen, ziet het ernaar uit dat deze kaarten sterk de moeite waard zullen worden. De kaarten zijn op dit moment al via Dell verkrijgbaar, en in servers van HP en IBM zullen ze ook worden ingebouwd.
Met dank aan Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk voor de logistieke steun.