Hoe kies je de juiste projector?
Om games en films optimaal te beleven is het fijn om een zo groot mogelijk scherm te hebben. En dan bedoelen we niet een 27 inchmonitor of tv van 55 inch, maar écht levensgroot beeld dat je het idee geeft écht zelf onderdeel van het spel of de film uit te maken. Nu zijn er tegenwoordig ook televisies van 80 inch en groter te koop, maar die kosten doorgaans al snel meer dan tienduizend euro. En dus kom je op zoek naar groot beeld al snel bij een projector uit.
Moderne projectoren met een Full HD-resolutie van 1.920 x 1.080 beeldpunten zijn namelijk al te koop voor ruim onder de 1.000 euro. Dankzij HDMI-ingangen kan je een projector bovendien probleemloos aan zowel video-apparatuur zoals een blu-rayspeler, als ook aan de pc of spelcomputer koppelen. Dankzij de hoge lichtopbrengst van de nieuwste projectoren is het bovendien mogelijk om een helder beeld te projecteren met een diagonaal van drie meter of meer. Écht groot dus!
[related_article id=”160734″]
Groot beeld
Je vraagt je nu wellicht af waarom nog niet iedereen een projector in de huiskamer heeft staan. Daar zijn uiteraard een aantal goede redenen voor aan te wijzen, waarvan de belangrijkste te maken heeft met de noodzaak om de ruimte te verduisteren, wil je goede beeldkwaliteit krijgen met een projector.
Anders dan bij een televisie waarvan het scherm in de basis zwart is, laat een projector zijn beeld immers zien op een wit scherm. Dat wit van het scherm is meteen het zwartste zwart wat de projector kan tonen. Licht weghalen kan de projector immers niet, alleen extra licht toevoegen. Projecteer je in een verlichte ruimte waarbij al veel omgevingslicht op het scherm valt, dan gaan details in donkere delen van het beeld verloren door de helderheid van het omgevingslicht.
Fabrikanten doen vaak voorkomen alsof je met projectie altijd perfect contrast kunt behalen. In de praktijk is dat in een verlichte huiskamer niet het geval.
Bovendien wordt het contrast – het verschil tussen het lichtste en het donkerste deel van het beeld – slechter naar mate er meer omgevingslicht is, waardoor het beeld aan impact gaat missen. In de praktijk hoef je een kamer niet helemaal te verduisteren om goede tot zeer goede resultaten met een projector te halen, maar het is zeker wel aan te raden om de verlichting te dimmen en in ieder geval te zorgen dat er zo min mogelijk licht op het scherm zelf valt. Projecteren op een zomerdag met de gordijnen open zal sowieso nooit tot goede resultaten leiden.
Zakelijk en home cinema
Tot een aantal jaren geleden was er een duidelijke scheiding tussen zakelijke projectoren en apparaten bedoeld voor een home cinema. Zakelijke projectoren moeten vooral compact en licht van gewicht zijn en een hoge helderheid bieden, zodat beelden ook bij daglicht nog goed zichtbaar zijn. Bij projectoren voor filmgebruik geldt dat een hoge helderheid niet per sé noodzakelijk is omdat er doorgaans in een (deels) verduisterde ruimte wordt gekeken. Goede kleurweergave, stille werking en een goed zwartniveau zijn hierbij veel meer van belang.
De afgelopen jaren zien we zakelijke projectoren en videoprojectoren steeds meer naar elkaar toe groeien. Ook alle moderne dataprojectoren maken gebruik van een breedbeeld LCD- of DLP-paneel, beschikken over HDMI-ingangen en hebben meerdere lampmodi, waarbij de helderheid naar keuze hoger of lager kan zijn. Videoprojectoren bieden daarentegen ook steeds hogere helderheden en zijn de afgelopen tien jaar een stuk compacter geworden. Zeker in het betaalbare segment tot zo’n 1.000 euro is de lijn tussen zakelijk en home cinema hierdoor wat vervaagd.
Overigens geldt nog steeds wel dat projectoren die primair voor data bedoeld zijn doorgaans een wat hogere lichtopbrengst hebben dan videoprojectoren, terwijl bij videoprojectoren meer wordt gelet op de kleurweergave. Bij écht goedkope apparaten zien we doorgaans dat lichtopbrengst de enige belangrijke factor lijkt te zijn, nauwkeurigheid van de beeldweergave is hier zodanig op de achtergrond dat dergelijke apparaten voor video minder geschikt zijn.
Techniek: geen grote sprongen
In tegenstelling tot de televisiemarkt waar tv’s de afgelopen tien jaar heel veel dunner, zuiniger en ook een stuk beter van beeldkwaliteit zijn geworden, lijken de ontwikkelingen in de projectormarkt op een lager pitje te staan. De beeldkwaliteit is stapsgewijs verbeterd terwijl de prijzen met gelijke tred langzaam zijn gedaald, maar grote revoluties hebben zich niet voorgedaan.
Projectoren zijn net als tien jaar geleden nog steeds apparaten met DLP- of LCD-panelen en een UHP-lamp die ervoor zorgt dat er voldoende licht uit de lens komt. Ook qua beeldverwerking hebben projectoren uit het betaalbare segment minder grote stappen gemaakt dan televisies. Waar duurder projectoren wel voorzien zijn van goede deinterlacers en zaken als frame-interpolatie, moeten wat dat in het betaalbare segment nog missen.
LCD-projectie
Het meeste bekende type digitale projector maakt gebruik van LCD-technologie. LCD (TFT)-schermen kennen we allemaal van monitoren en televisies. LCD-projectoren werken met een drietal zeer kleine LCD-paneeltjes die respectievelijk voor de rode, groene en blauwe beeldcomponent zorgen. Het witte licht van de lamp wordt in een LCD-projector middels een serie dichroïsche spiegels namelijk opgedeeld in drie lichtbundels. Elk van deze bundels wordt door een eigen LCD-paneel gestuurd, waarna de drie beelden door een prisma weer worden samengevoegd tot één beeld dat het volledige kleurspectrum bevat.
Bij LCD-projectoren (links) wordt een compleet beeld geprojecteerd, terwijl DLP (rechts) ombeurten razendsnel rode, groene en blauwe beelden toont.
DLP-projectie
DLP-projectoren werken met een chip die bestaat uit duizenden kleine spiegeltjes, voor elke pixel één. Deze spiegeltjes zijn kantelbaar en door ze razendsnel van richting te veranderen kan gezorgd worden dat al het licht, of slechts een deel, daadwerkelijk naar de lens gereflecteerd wordt en op het scherm terecht komt.
De DLP-chip kan echter geen kleur aan het beeld geven. Daarom gebruiken DLP-projectoren een snel draaiend kleurenwiel met ten minsten een rood, een groen en een blauw segment waar het witte lamplicht door gestuurd wordt. Door het licht zeer snel te pulseren met de DLP-chip, en op het juiste moment wel of juist geen licht door het kleurenwiel te schieten, ontstaat een beeld dat feitelijk bestaat uit kleuren die ná elkaar op het scherm terechtkomen. Omdat het wisselen van de kleuren zeer snel gebeurt, kunnen onze hersenen dat niet bijbenen en worden de kleuren door ons brein ‘gemengd’.
DLP-projectie maakt dus zeer handig gebruik van een tekortkoming van het menselijk zicht, maar er zit wel een addertje onder het gras. Zolang je naar het scherm kijkt geldt voor de meeste mensen dat hen niets vreemds opvalt aan het beeld van een DLP-projector. Bij snelle oogbewegingen, bijvoorbeeld bij het lezen van ondertiteling, valt het sommige mensen wél op dat wit beeld eigenlijk uit meerdere kleuren bestaat. Witte tekst van de ondertiteling lijkt tijdens de beweging van de ogen te bestaan uit rode, groen en blauwe tinten, dit wordt ook wel het regenboogeffect genoemd.
Persoonsgebonden
De ene persoon valt het sterk op, de ander ziet het helemaal niet. Moderne DLP-projectoren zoals hebben gelukkig veel minder last van dit probleem dan eerdere generaties. Door het kleurenwiel uit te rusten met meer segmenten en het wiel op hogere snelheid te laten draaien, volgen de kleuren elkaar sneller op, wat tot minder ‘mengfouten’ leidt.
Ander nadeel van DLP-technologie is dat de helderheid van kleuren vaak véél minder hoog is dan van wit. De filters van het kleurenwiel ‘dimmen’ de helderheid van het lamplicht immers, terwijl wit licht ongehinderd doorgestuurd wordt. Dit is op te lossen door de helderheid van wit kunstmatig te beperken, maar vooral bij goedkopere (data)projectoren wordt dit meestal niet gedaan omdat die extra helderheid bij daglicht juist gewenst kan zijn. Voor goede videoweergave is zo’n groot helderheidsverschil tussen wit en kleuren echter ongewenst.