18 oktober 2016 13:15

De tien meest zorgwekkende IT-trends volgens CIO’s

Het algemene IT-budget en het salaris van de CIO gaan de hoogte in, maar toch hebben CIO’s nog reden om wakker te liggen ’s nachts.

Meer dan duizend leden van de Society for Information Management (SIM) namen deel aan de jaarlijkse enquête die peilde naar IT-trends. De CIO’s onder hen zijn voornamelijk aan het werk bij succesvolle, Amerikaanse bedrijven, met gemiddelde IT-uitgaven van 10 miljoen dollar en een omzet van 500 miljoen dollar, volgens Network World. Waar maken zij zich druk om?

Security

Net niet de helft zegt dat security hen het meeste zorgen baart, gevolgd door disaster recovery en IT continuity. Daarnaast zeggen ondervraagden zich zorgen te maken rond het juiste personeel: zowel het trainen als het behouden van de geschikte werknemers is voor de CIO stresserend. De top drie is daarmee haast niets veranderd tegenover het jaar daarvoor. Dat vooral security de CIO bezig blijft houden is weinig verrassend, vooral niet met huidige security-dreigingen zoals het onbeschermde internet of things of de opmars van ransomware. Hieronder vind je de volledige top tien.

Andere prioriteiten

Als we die angsten vergelijken met de IT-uitgaven, zien we een iets vertekend beeld. De zorgwekkende trends gaan niet automatisch gepaard met een hogere investering, zo blijkt. Het grootste deel van het IT-budget gaat volgens de ondervraagden naar analytics, big data en business intelligence. Daarna wordt het meest uitgegeven aan de ontwikkeling en het beheer van software, en dan pas volgt cybersecurity, op de derde plaats. Toch vindt bijna een derde van de respondenten dat security een groter deel van het budget verdient.

Langer CIO

Ondanks de zorgwekkende tijden is CIO een geliefde functie, wijzen de resultaten ten slotte uit. CIO’s behouden hun positie langer dan voorheen, nu gemiddeld 5,63 jaar. De CIO werkt zich ook op op de bedrijfsladder, aangezien meer CIO’s rechtstreeks rapporteren aan de CEO dan het jaar voordien. Dat aantal bedroeg nu zo’n 46 procent, tegenover slechts 42 procent in 2015.