Amerika doodt netneutraliteit: een probleem voor jou?
De Amerikaanse Federal Communications Commission is bezig aan een kruistocht tegen netneutraliteit. Topman Ajit Pai, aangesteld door president Trump, heeft er zijn persoonlijke missie van gemaakt om de regelgeving die in 2015 onder president Obama van kracht ging, onderuit te halen. Wie de Amerikaanse nieuwsmedia wat volgt, zag het debat over netneutraliteit ongetwijfeld al woeden. Waarom is die neutraliteit nu zo belangrijk, en is het een probleem voor ons als de Amerikaanse wetgeving er aan moet geloven?
Netneutraliteit: de basis
Laten we eerst nog eens kijken naar netneutraliteit en wat het precies is. Onder het principe van de netneutraliteit mag een internetprovider geen onderscheid maken tussen de verschillende types data die over zijn netwerk passeren. Het is zijn verantwoordelijkheid om consumenten een bepaalde snelheid (bv 100 megabit) en een bepaald volume (bv 250 gigabyte) te bieden, waar ze dat aan opsouperen is hun zaak.
Sommige types verbruik wegen natuurlijk zwaarder op het netwerk dan andere. Wie zijn mails checkt en foto’s van katten bekijkt, heeft minder impact op de prestatie van het totale netwerk dan wie Netflix in 4K bekijkt en kattenfilmpjes in dezelfde resolutie wil uploaden. Voorstanders van het afschaffen van de netneutraliteit willen dat er een onderscheid mogelijk is tussen de verschillende types van verbruik. Op het eerste zicht klinkt dat misschien als een aannemelijk plan: wie voor een zware belasting zorgt, moet maar meer bijdragen. In de praktijk is zo’n onderscheid echter nefast voor de consument, het gros van de bedrijven en zelfs de kwaliteit van het internetnetwerk in het algemeen.
[related_article id=”161204″]
Zonder netneutraliteit kan een internetserviceprovider zoals Telenet, Orange of Proximus een abonnement aanbieden waarbij het streamen of het downloaden van grote bestanden niet is inbegrepen. Een Netflixstream zal dan ‘gethrottled’ worden: de provider haalt de snelheid voor dat type data naar omlaag zodat je niet meer vlot van video kan genieten. Hetzelfde geldt bij het downloaden van grote bestanden, waarbij je de downloadsnelheid plots onder de geadverteerde snelheid zal zien duiken. Wil je toch streamen of downloaden, dan kan je maandelijks bijbetalen voor een streamingpakket of een torrentpakket, naar analogie met extra zenderpakketten voor je digitale tv-abonnement. Dat die kosten al snel zullen oplopen boven wat je als consument vandaag betaalt, spreekt voor zich.
Risico’s
Gevaarlijker wordt het echter als de providers onvermijdelijke deals gaan sluiten met grote spelers. Denk daarbij aan een goedkoper abonnement zonder videostreaming, waarbij Netflix als promotie wel zit inbegrepen. Deze formule klinkt briljant voor de consument met een Netflixabonnement, maar zal op termijn vreselijk doorwegen op de markt.
Je kan je inbeelden dat de grote bedrijven met veel budget met de deals gaan lopen: Netflix, Youtube, Spotify… Op die manier wordt de markt vast gezet. Hoeveel bezoekers zal Youtube-alternatief Vimeo nog krijgen als het niet is inbegrepen in een standaard internetabonnement? En wat met minder gekende Spotify-alternatieven zoals Deezer?
Het kan nog verder gaan. Misschien sluit je mobiele provider wel een deal met Deliveroo of Bol.com. Denk aan een goedkoop abonnement met 2 GB aan data, waarbij data gegenereerd door de applicaties van die verkopers niet meetelt tegen de limiet. Hoeveel kans maak jij dan nog met je online verkoopsplatform als je data wel wordt afgetrokken van de 2 GB? Een gelijkaardig scenario is denkbaar met Facebook of WhatsApp: hoe gaat een concurrent ooit van de grond raken, als data gegenereerd door de gevestigde waarden een voorkeursbehandeling krijgt? Of misschien verdient een verbinding met een extern datacenter voortaan wel een premium-prijskaartje?
Slechter netwerk
Zonder netneutraliteit evolueert het internet snel naar een eenheidsworst, waarbij de data van online marktleiders een voorkeursbehandeling krijgt bij providers, en consumenten moeten bijbetalen om van andere data te genieten. Dat zullen ze uiteraard niet allemaal doen, waardoor het nog moeilijker wordt dan vandaag om te concurreren met grote gevestigde waarden. Dat probleem uit zich over alle domeinen van het internet, of het nu om grote streamingsites gaat, dan wel chat-apps, webshops of zelfs nieuwswebsites.
Tot slot ontmoedigt een gebrek aan netneutraliteit investeringen in het internetnetwerk. Vandaag moeten providers ervoor zorgen dat hun infrastructuur meegroeit met het steeds intensievere verbruik van de klanten. Telenet is niet voor niets bezig met de ‘grote netwerf’, hetzelfde geldt voor Proximus met zijn glasvezelambities. Zonder netneutraliteit kan de capaciteit van het netwerk een stuk lager liggen. Enkel wie het juiste abonnement heeft, kan dan voor honderd procent gebruik maken van de maximumsnelheid. Wie minder betaalt, ziet zijn trafiek gethrottled worden. De motivatie voor providers om hun netwerk uit te bouwen, komt zo lager te liggen.
Het mag duidelijk zijn dat het afschaffen van de netneutraliteit maar goed is voor twee partijen: de internetproviders die extra geld kunnen vragen, en de marktleiders in hun online veld die prioriteit kunnen afkopen voor het dataverkeer dat ze genereren.
In de VS is de discussie over de afschaffing sterk gekleurd door lobbygroepen. Onder andere provider Comcast is sterke voorstander van het onderuithalen van de wetgeving uit 2015, die het netneutraliteitsprincipe in de VS in wet verankerde. Dat de praktijken van Comcast voor 2015 een belangrijke factor waren voor het opstellen van die wetgeving, rept de provider uiteraard met geen woord over. Comcast belooft plechtig de netneutraliteit niet te zullen schenden als de wetgeving wordt afgeschaft. Maar ze zouden de wet toch graag zien verdwijnen. Dat Ajit Pai, zelf een oudgediende bij Verizon, niet de kant van het economische middenveld en de consument kiest, is jammer maar niet verrassend. Bovendien ziet de Trump-knecht zijn kans om Obama-wetgeving te kelderen, wat er in republikeinse kringen steevast goed ingaat.
Wat met Europa?
De VS zijn kwetsbaar voor schendingen van de netneutraliteit omdat het concurrentiële landschap daar erg monopolistisch is. Voor internet sneller dan 25 megabit per seconde heeft iets minder dan 50 procent van de Amerikaanse gezinnen slechts keuze uit één provider. Wil je breedbandinternet met een snelheid van meer dan 100 megabit per seconde (redelijk standaard bij ons), dan moet 67 procent van de Amerikaanse huishoudens slikken wat één provider hen aanbiedt. Voor 26 procent bestaat die optie zelfs niet. Als de netneutraliteit in de VS wordt afgeschaft, is er met andere woorden geen gezonde concurrentiestrijd die garandeert dat providers een eerlijk aanbod voorzien. Wat Comcast of Verizon aanbieden, is in de meeste gevallen te nemen of te laten.
Als Pai en de FCC hun zin krijgen, zal dat dramatische gevolgen hebben in de VS. Hoe zit het nu bij ons? Netneutraliteit is in Europa geregeld op het niveau van de Unie. Eind 2015 stemde het Europese parlement wetgeving goed die de principes moest betonneren. Die wetgeving is verre van perfect. Ze staat bol van uitzonderingen waardoor sommige voorbeelden die we hierboven aanhaalden, vandaag wel degelijk mogelijk zijn bij ons. Onder andere Base en Proximus traden het principe van de netneutraliteit al met de voeten, zonder dat ze daarmee de eigenlijke wetgeving schonden. Zo mocht je van Base Pokèmon Go spelen zonder dat het verbruik van de app tegen je limiet telde (fijn voor andere spelletjes), en konden bedrijven bij Proximus een gelijkaardige voorkeursbehandeling aankopen.
[related_article id=”154823″]
Fantastisch is de Europese wetgeving dus niet, maar de grote lijnen van de netneutraliteit worden er wel door beschermd. Providers mogen niet te ver gaan met de voordelen die ze aanbieden of ze worden op de vingers getikt door de lokale regulator. De grote gevaren waarbij internetaanbieders een onderscheid gaan maken tussen bijvoorbeeld streamingverkeer en andere datastromen, zijn volgens de wetgeving helemaal uit den boze. De gevaren die in de VS dreigen, zullen dus niet meteen gevolgen hebben bij ons. Dat wil zeggen dat ook de concurrentiepositie van online bedrijven gevrijwaard blijft.
Regent het in de VS, dan druppelt het ook in Europa. Waakzaamheid is dus geboden. Niet in het minst omdat de VS een voortrekkersrol kunnen spelen tegenover landen die nog geen wetgeving hebben uitgewerkt. Dat kan op termijn de bestaande Europese wetgeving dan weer onder druk zetten. Ook binnen Europa werd er in 2015 immers sterk gelobbyd voor een laksere regelgeving, die er mede dankzij burgerprotest gelukkig niet kwam.