Waarom is open source opeens zo populair?
We hebben gekeken naar wat opensource inhoudt en hoe een bedrijf opensource-software kan inzetten om zijn eigen slagkracht en marktaandeel te vergroten. Maar waarom zien we juist nu een opstoot in het aantal opensource-projecten? Voor veel buitenstaanders lijkt het nog altijd een contradictie: hoe kan het dat de ontwikkeling van gratis software bij bedrijven in de lift zit?
Veel heeft te maken met de steeds grotere datahonger van bedrijven en het groeiende belang van software. Een significant aantal van de opensource-initiatieven waar men momenteel aan schaaft, zijn programma’s die te maken hebben met database-managment, virtualisatie en cloudbeheer. Denk aan software zoals Hadoop, Kubernetes en MySQL. Het overgrote deel van opensource-projecten richt zich op zakelijke programma’s die in de back-end van bedrijven worden gebruikt.
Laten virtualisatie en de cloud nu juist twee technologieën zijn die steeds belangrijker worden voor IT-gerichte bedrijven om diensten aan te bieden en data op te slaan. De opmars van opensource-programma’s is in sterke mate verbonden met de opkomst van de cloud. Als bedrijf kan je uiteraard meesurfen op de gratis software die opensource wordt ontwikkeld. Wie echter ook een invloed wil hebben op hoe het programma evolueert, moet zich mengen in de gemeenschap. En dat betekent dus meestappen in het project, en daar dan liefst ook een belangrijke rol opnemen. Die nood heeft een van de opvallendste koerswijzigingen van de afgelopen decennia veroorzaakt: de bekering van Microsoft tot een opensource-kampioen.
Horrorscenario
De bocht van Microsoft was opmerkelijk, omdat het tot enkele jaren geleden een rabiate tegenstander van opensource programmeren was. Het bedrijf stak zijn afkeer niet onder stoelen of banken. Ex-Microsoft CEO Steve Ballmer liet in 2001 de gevleugelde woorden “Linux is een kanker” optekenen, waarmee hij specifiek doelde op de GPL-licentie. “De manier waarop de licentie is geschreven betekent dat wanneer je enige vorm van opensource-software gebruikt, je de rest van je software ook opensource moet maken.” Op dat moment was dat nog een horror voor de softwaregigant, dat toen het grootste deel van zijn inkomsten uit Windows en gerelateerde producten haalde, allemaal uitgesproken closed source-programma’s.
De kaarten liggen echter ondertussen anders. Steve Ballmer vertrok in 2014 bij Microsoft en werd vervangen door huidig CEO Satya Nadella. Microsoft zat op dat moment in een dip: de krimpende pc-markt drukte de omzet die het uit Windows haalde, de poging om zich in de smartphone-markt te begeven bleek een moeilijke klus. Nadella stuurde het bedrijf dan ook resoluut een andere richting uit: weg van consumentenproducten, richting professionele oplossingen. Hij geloofde vooral in het potentieel van de cloud.
Opportunistische inkeer
Met de omslag en de vernieuwde focus op de cloud van Microsoft, kwam het bedrijf ook terug op zijn eertijdse vijandige houding tegenover opensource-software. Wie hoopt om zo veel mogelijk klanten te ronselen voor zijn cloudplatform, kan moeilijk anders. Als bedrijf is het moeilijk te verkopen dat je cloudcapaciteit aanbiedt maar beperkingen zou opleggen over wat voor programma’s je klanten mogen draaien in je cloud. Een klant die gebruik wil maken van opensource-software in de cloud, moet dat ook kunnen. Een cloudprovider biedt dus liefst ook ondersteuning aan voor opensource-software. Dat is wat Microsoft ook heeft gedaan: wie kijkt naar de specifieke diensten en integraties die Microsoft Azure aanbiedt, ziet daar ook veel opensource-programma’s tussen staan.
Het bedrijf is echter nog een stap verder gegaan: van een tegenstander is Microsoft getransformeerd tot een echte opensource-kampioen. Geen enkel bedrijf heeft meer werknemers in dienst die ook actief zijn in opensource-gemeenschappen. Een recente telling van ontwikkelaars op het populaire opensource-platform Github telde zo’n 4.550 Microsoft-werknemers op het netwerk, meer dan het dubbele van de tweede grootste deelnemer, Google. De reden voor die radicale transformatie werd door onlangs door Microsoft CTO Data Raghu Ramakrishan belicht in een interview met ZDNet: “Als je een verkoper van opensource wil zijn en daar serieus over bent zoals wij, dan moet je er deel van uitmaken. […] Anders, als je niet teruggeeft, zal er een tijd komen dat je enkele veranderingen moet maken omdat je producten anders niet meer goed werken en dan merk je dat je geen geloofwaardigheid hebt – mensen zullen niet naar je luisteren en dat zit je vast met het ondersteunen van klanten voor software waar je zelf geen hand in hebt.”
Onrechtstreekse promotie
Naast directe marktvoordelen hangen er enkele belangrijke impliciete pluspunten vast aan opensource-software. Voor veel bedrijven is hun deelname aan de ontwikkeling van opensource-programma’s in de eerste plaats niet gericht op het veroveren van een markt, of is dat toch niet de enige doelstelling. Zoals we eerder al aanhaalden is een belangrijke drijfveer voor actieve deelname van bedrijven de invloed op de evolutie van het project. Door zelf te investeren in een project bouwt een organisatie status op binnen de gemeenschap, die het kan inzetten om dingen gedaan te krijgen of wanneer het wil wegen op een beslissing. Een rol opnemen in opensource-projecten geeft een bedrijf geloofwaardigheid.
Die geloofwaardigheid kan ook op andere manieren voordelen opleveren. Een opensource-project bestaat uit een samenwerking van vele ontwikkelaars, en het biedt kansen voor bedrijven om potentiële talentvolle nieuwe medewerkers te spotten. Tegelijkertijd maakt een goede reputatie in een opensource-gemeenschap een bedrijf ook aantrekkelijker voor die potentiële kandidaten. In een erg competitieve arbeidsmarkt zoals de IT-sector, is dat voordeel niet te onderschatten. Het hoeft niet gezegd te worden dat een dergelijke reputatie-strategie niet door elk bedrijf kan worden toegepast, en dat het voornamelijk de grote organisaties zijn die hiervan de grootste vruchten plukken.
Echtscheiden
Uiteraard is het niet allemaal rozengeur en maneschijn in de wereld van opensource. Voor elke succesvol project zijn er velen aan te duiden die niet van de grond komen of een stille dood sterven. Of nog erger: waar tegengestelde belangen binnen de groep tot een openlijke confrontatie leiden. Opensource-software vraagt om teamwerk en verzamelt een groep van ontwikkelaars rond één project. Die hebben niet altijd dezelfde motieven of dezelfde visie voor de toekomst van de software.
Wanneer de beweegredenen van belangrijke spelers in een opensource-project niet meer te verenigen zijn, krijg je spanningen binnen de groep en in het ergste geval een afscheuring. Een van de meest publiekelijk schisma’s van het afgelopen jaar vond plaats in de bitcoin-community. Meningsverschillen over hoe men de impact van het steeds groeiende aantal miners zou moeten opvangen, leiden tot een definitieve scheur in de opensource-gemeenschap. Dat heeft een invloed op de gemoedstoestand van de ontwikkelaars binnen het project en op de reputatie naar de buitenwereld toe. Ondertussen heeft bitcoin een tweede opdeling ondergaan, en zit er nog een derde aan te komen. Op zich heeft de afscheuring geen langdurig effect gehad op de waarde van de bitcoin an sich, maar de gebeurtenissen hebben ongetwijfeld bedrijven aan het denken gezet over de stabiliteit van de cryptomunt, die al niet erg stevig is.
Valkuilen
Instappen in een opensource-project is dus niet zonder risico. Ook de andere kant – het gebruiken van opensource-software, houdt valkuilen in die je als organisatie beter goed in kaart brengt vooraleer je de sprong waagt. Opensource-software mag dan wel gratis en flexibel zijn, je moet ook kijken naar het grotere plaatje: hoe gemakkelijk is de software te integreren in je bestaande systemen, hoeveel garantie heb je op een adequate beveiliging en een stabiele werking, hoe veel moet je je werknemers bijscholen om met de software aan de slag te kunnen?
Om er nog maar eens een voorbeeld erbij te nemen van hoe het niet moet: bij de stad München hebben ze onlangs een poging om het hele computerpark naar Linux te migreren na 14 jaar moeten opdoeken. In 2003 besliste de Duitse stad om uit de verstikkende omhelzing van Microsoft te ontsnappen. München koos voor een grootscheepse migratie naar Linux, met zijn hele stadsapparaat.
Verkeerd gemigreerd
Net geen vijftien jaar later geeft München zich gewonnen. De migratie naar Linux raakte nooit helemaal voltooid, waardoor een deel van de infrastructuur nog steeds op Microsoft-hardware draait. Zo koos München nog wel voor Exchange-servers voor zijn mailverkeer. Het resultaat was een spreidstand waarin een deel van de IT van de stad op Windows draaide, en een deel op LiMux: een aangepaste versie van Ubuntu Linux. Dat zorgde voor compatibiliteitsproblemen, niet alleen binnen München zelf, maar ook naar de rest van het Duitse overheidsapparaat toe. Daarom werd de beslissing uiteindelijk teruggedraaid en luidde men een grootscheepse terugtocht uit Linux-land in. Alle 29.000 computers van de stad die op Linux draaien, krijgen vanaf 2020 Windows 10. Met de overstap naar open source koos München bovendien voor LibreOffice in de plaats van Microsoft Office. Ook daar overweegt de stad nu op terug te komen.
Nagel aan de Linuxdoodskist was compatibiliteit. Te veel software die de stad nodig had, bestond naar verluidt niet voor het OS. Bovendien zouden tal van werknemers zich ontevreden uitgesproken hebben over Linux. De uiteindelijke afrekening van het mislukte project is ook niet min: de migratie terug naar Windows zal München zo’n 50 miljoen euro kosten.
Het verhaal van München is een waarschuwing : bezin eer je begint. Opensource-software heeft veel potentieel, maar niet in alle situaties of voor alle bedrijven. Een gedegen onderzoek naar de markt en een helder zicht op de voor- en nadelen zijn (zoals wel vaker) goud waard voor een bedrijf dat wil instappen in opensource.