Europees breedbandinternet 25 procent trager dan beloofd
Het is algemeen geweten dat de snelheid van een breedbandverbinding maar zelden overeenkomt met de snelheid die de internetprovider belooft. In Europa ligt de reële snelheid gemiddeld zo’n 25 procent lager dan wat geadverteerd wordt.
Dat is het resultaat van een studie in opdracht van de Europese Commissie. De studie werd in maart 2012 uitgevoerd en is gebaseerd op een uitgebreide reeks metingen bij 9.104 internetgebruikers uit de 27 EU-lidstaten, Kroatië, Ijsland en Noorwegen.
Uit de studie blijkt dat de reële snelheid sterk afhankelijk is van de gebruikte technologie. Kabel scoort het beste en haalt gemiddeld 91,4 procent van de geadverteerde snelheid. Voor glasvezel is dat 84,4 procent. xDSL scoort het slechtst met gemiddeld 63,3 procent.
“In het geval van xDSL zien we een grotere verspreiding van gemiddelde snelheden tussen de landen. Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk halen maar 40 procent van de geadverteerde snelheid – ver onder het gemiddelde van 60 procent. Duitsland behaalt dan weer wel een goed resultaat. Dit suggereert dat er significante verschillen zijn in de markt, vermoedelijk door de manier waarop er wordt geadverteerd,” staat in de studie (.pdf) te lezen.
Kabel is dan wel de meest betrouwbare technologie, glasvezel is duidelijk de snelste. Glasvezelverbindingen haalden gemiddeld downloadsnelheden van 41,02 Mbps. Voor kabel was dat 33,10 Mbps en xDSL hinkte achterop met een gemiddelde van 7,2 Mbps. De gemiddelde downloadsnelheid over technologieën heen lag op 19,5 Mbps.
Uploadsnelheden liggen wel dichter bij de beloofde snelheid. Voor glasvezel lag de gemiddelde gemeten uploadsnelheid op 19,8 Mbps. Bij kabel en xDSL waren die snelheden veel bescheidener, respectievelijk 3,68 Mbps en 0,69 Mbps. De gemiddelde uploadsnelheid over technologieën heen lag op 6,20 Mbps.
De metingen werden telkens uitgevoerd op weekdagen tussen 19 uur en 23 uur, ofwel dus de piekmomenten voor internetgebruik.