De kennismaatschappij: meer dan ICT

Volgens het Internationaal Monetair Fonds groeit de wereldeconomie dit jaar met bijna 5%, merkelijk hoger dan wat het IMF een jaar geleden verwachtte. Ook de vooruitzichten voor de volgende twee jaar zijn schitterend. Die aaneengesloten periode van hoge groei is uitzonderlijk en gebeurde voor het laatst vóór de eerste oliecrisis van begin jaren zeventig.
De hele economie groeit en kan verder blijven groeien, niet enkel in Azië of zelfs in Afrika maar evenzeer in het ‘oude’ Westen. Daarbij is het opmerkelijk dat telkens wanneer opinieleiders het over economische groei en over de kennismaatschappij hebben, zij steevast enkel voorbeelden uit de ICT-sector aanhalen. De kenniseconomie beperkt zich nochtans niet enkel tot de sectoren van de nieuwe technologieën, maar is eveneens prominent aanwezig in de zogenaamd ’traditionele’ sectoren zoals voeding, textiel en scheepsbouw.
Onder invloed van deze opiniemakers én van een mondige ICT-sector leeft dan ook een diepgewortelde associatie in de hoofden van brede lagen van de bevolking: innovatie en groei zouden alleen in de ‘nieuwe’ technologiesectoren gecreëerd worden. Het klopt dat alle grote sprongen voorwaarts in de samenleving geïnitieerd werden door technologie (de stoommachine, elektriciteit, internet): daarom moeten wij wetenschap en technologie blijven promoten bij de jeugd. Maar duurzame groei en vernieuwing hebben in eerste instantie te maken met anticiperen op vaak onuitgesproken noden in de meest diverse sectoren. Het heeft te maken met creativiteit, met passie voor de gebruiker, maar ook met merkbekendheid, met kennis van de optimale distributiekanalen, met weten waarin men beter is.
Het voorbije jaar was ik bevoorrechte getuige van het succesverhaal van een honderdtal Belgische ondernemers, meestal KMO-ondernemingen die erin slagen extra jobs te creëren in een hypercompetitieve, gemondialiseerde economie. De meest succesvolle onder hen kwamen niet enkel uit de spitstechnologische sectoren, maar evenzeer uit de zogenaamde ’traditionele’ sectoren zoals elektrotechniek, textiel, voeding, verlichting, telecom, systemen voor verkeersbegeleiding, verpakking, metaalconstructie, bouw, kunststofverwerking, chemie, waterbehandeling, sorteersystemen, design, autoverhuur, tot en met verzorgingsmiddelen voor huisdieren. Wel voegen al deze bedrijven, zonder uitzondering, massaal kennis toe aan hun op het eerste gezicht traditionele activiteit én wordt bij hen ICT ingezet als een facilitator, niet als een doel op zichzelf.
Dezelfde opiniemakers én de ICT-sector moeten dan ook aan de hand van sprekende praktijkgetuigenissen aantonen dat het nog altijd mogelijk is om in het Westen nieuwe werkgelegenheid te creëren, niet enkel in de ‘nieuwe technologieën’ maar ook in de ’traditionele’ sectoren. Deze lichtende voorbeelden, van bij ons, worden bijna angstvallig geheim gehouden door onze opiniemakers. Het is een én én toestand: én de ontwikkeling van traditionele sectoren met een steeds maar hogere intensiteit van kennis én de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Verder mogen overheden zichzelf niet zien als vertegenwoordigers van belangengroepen die verandering willen tegenhouden: zij moeten burgers leren omgaan met de onontkoombare globalisering. Of toch: wanneer vinden ‘onze’ ICT- en wiskundebollebozen eens niet enkel een toonaangevend securityproduct uit maar een product à la Google of Linux dat België écht op de wereldkaart van de ICT zet én lokaal goed is voor vijfduizend nieuwe jobs?
Karel Uyttendaele is voormalig directeur van Agoria en voormalig kabinetschef van de staatssecretaris voor Informatisering
van de Staat.











