Belgische overheid niet klaar voor de netwerkeconomie

Met zijn 24ste plaats – op 104 – doet België het weer niet goed in de onlangs gepubliceerde Networked Readiness Index (NRI), een ranglijst die wordt opgesteld door het World Economic Forum (WEF). De index geeft weer in welke mate ICT bijdraagt tot meer welvaart en een betere concurrentiekracht.
Het WEF raadt de Belgische overheid meer ICT-investeringen en minder belastingdruk aan. Maar het is altijd oppassen met lijstjes. Spant het NRI-lijstje het paard niet voor de wagen? Het lijstje wordt al enkele jaren aangevoerd door de Scandinaven … landen met een even hoge belastingdruk als bij ons. En dan de hoge vlucht van ICT in de Scandinavische landen. Is die niet eerder het gevolg van het feit dat veel meer ondernemingen er wereldwijd bezig zijn? ‘Eerst mondiaal ondernemerschap op basis van internationale samenwerkingsverbanden, nadien volgen investeringen in ICT vanzelf ‘, klinkt het in Denemarken, Zweden en Finland.
Deze stelling wordt extra kracht bijgezet door de goede prestatie van Nederland: gestegen van de zestiende naar de zesde plaats ! Het hoge ICT-gebruik van de Nederlandse bedrijven – gekend voor hun hoge graad van internationalisering – én van de overheid bepaalt in hoge mate hun goede score.
Onze commentatoren staan weer aan de klaagmuur. ‘ICT maakt geen integraal deel uit van de politieke beleidsvisie, en de regering investeert veel te weinig in geavanceerde technologie’, stelt De Standaard van 29 maart. Oppassen met de stelling dat de overheid nog meer in ICT moet investeren: om nog meer phenix, mammoet, portaal, e-douane en e-tax-projecten de mist te zien ingaan of ondermaats te zien presteren? De ICT-diensten van de overheid zijn duidelijk aan een reflectieperiode toe. Niet aan nog meer ICT-investeringen met een te lage ROI.
De enorme gezamenlijke ervaring die de ICT-teams van de diverse federale overheidsdiensten (FOD’s) over de voorbije vijf jaar opgedaan hebben moet dringend gevaloriseerd worden. Niet door één bestwetende centrale dienst maar door kruisbestuiving tussen de verschillende individuele ICT-diensten van diverse FOD’s. Een centrale dienst is goed geplaatst als forum, als ontmoetingsplaats waar de individuele FOD’s hun competenties met elkaar delen. Zowel de centrale coördinerende dienst als individuele grote actoren moeten er zich wel voor hoeden ‘hun’ waarheid aan anderen op te dringen. Individuele ICT-directies van de diverse FOD’s moeten ongehinderd hun taak kunnen blijven uitvoeren. Pas dan kunnen zij – samen met hun respectieve FOD-voorzitters – ter verantwoording geroepen worden bij een eventuele mislukking van ‘hun’ project.
In een gemondialiseerde kennismaatschappij werken centrale edicten niet meer; niet in de privé en niet bij de overheid. Individuele ICT-diensten moeten zich veel meer dan in het verleden interesseren – buiten hun ICT-domein – aan het algemeen beleid van hun FOD ten dienst van de burger. De burger heeft het recht de overheid – ook op ICT-vlak – als één dienstverlenende wolk te zien. Alle FOD’s moeten, over de grenzen van hun beleidsdomein, meer met elkaar samen ‘werken’, samen ‘netwerken’.
En zeker niet telkens een nieuwe autonome instelling creëren als een nieuw FOD-overschrijdend project het leven ziet. Dat is pas klaar zijn voor de ‘netwerkeconomie’. Het is vooral een kwestie van mentaliteit, van de wil om samen te werken en kennis te delen; niet van ICT-investeringen. De centrale ICT-dienst wordt dan ook best beperkt tot een kleine kennis- en coördinatiecel.
Karel Uyttendaele geeft advies over alle aspecten van de mondialisering en was voordien directeur bij Agoria en bij HP en kabinetschef van de Staatssecretaris voor Informatisering.














