Waarom zeker The Hobbit in HFR bekijken?
The Hobbit is sinds deze week bij ons in de cinemazalen. Wie naar wat grotere zaal trekt, bijvoorbeeld van de Kinepolis-groep, zal merken dat er verschillende edities van de film zijn. Er is de keuze tussen 2D en 3D, zoals wel vaker, maar op bepaalde locaties komt daar een 3D HFR-versie bij. Maar wat houdt dat in – en is het de moeite waard?
De keuze voor 48 fps (frames per seconde) bij The Hobbit heeft al tot heel wat discussie geleid, want 24 fps en de sfeer die daardoor gecreëerd wordt staat voor veel mensen gelijk aan het ‘bioscoopgevoel’. Toen Jackson in april 2012 de eerste fragmenten toonde op CinemaCon in Las Vegas waren de reacties op z’n zachtst gezegd gemengd.
“Lijkt op een documentaire, prachtig voor de landschappen, te realistisch voor de karakters”, viel her en der te horen. Ook James Cameron liet ondertussen weten dat hij Avatar II zal filmen in 60 fps. Hoge framerates (HFR) staan dus volop in de belangstelling.
Een nieuw verschijnsel is het trouwens niet. Net zoals voor 3D, waren er in het verleden al andere initiatieven die van HFR gebruikmaakten. Eind jaren zeventig werkte Douglas Trumbull – de man achter de special effects van 2001: A Space Odyssey en Close Encounters of The Third Kind – aan Showscan, een standaard die 60 fps gebruikte.
Showscan werd uiteindelijk vooral gebruikt voor ‘rides’ in amusementsparken, zoals het bekende Devil’s Mine Ride en Cosmic Pinball. Ander initiatieven zoals Imax HD (1992) en Maxivision 48 (1999) boden dan weer 48 fps.
De oorsprong van 24fps
Nu stel je jezelf natuurlijk de vraag welke invloed een framerate precies kan hebben op de sfeer van de film, en wat je concreet van HFR-beelden kan verwachten. Film creëert de illusie van beweging door stilstaande beelden snel genoeg achter elkaar te projecteren. Aan 5 fps ervaar je de beeldenstroom eerder als een sequentie stilstaande beelden dan als een natuurlijk bewegend beeld.
Vanaf ongeveer 15 tot 20 fps krijg je effectief de illusie van beweging, en die framerates werden in de jaren dertig dan ook gebruikt voor de ‘stomme films’. Zodra er ook audio bijkwam, moest de framerate omhoog om problemen met audiosynchronisatie, wow en flutter te vermijden. Het magische getal bleek toen 24 fps te zijn.
Belangrijk om weten is dat men er in die periode vooral op uit was om zo spaarzaam mogelijk om te springen met dure filmpellicule. De beeldkwaliteit was dus absoluut geen bepalende strategie bij het vastleggen van die 24 fps-standaard. Films maken kost handenvol geld en met 24fps was het beeld ‘goed genoeg’.
Waarom zijn hogere framerates goed?
Dat 24 fps volstaat om mooie filmbeelden te creëren zal niemand ontkennen, maar hogere framerates hebben wel degelijk nut. Zodra je snelle actie filmt, blijkt 24 fps immers onvoldoende om een scherp beeld te geven.
Een snel bewegend voorwerp beweegt in de tijdsspanne van een frame gedeeltelijk door het beeld en krijgt daardoor een uitgeveegd uitzicht. De ‘waargenomen resolutie’ daalt met andere woorden, want we zien minder detail.
Terwijl de sluiter dicht is, legt het snelle voorwerp bovendien een grote afstand af op het scherm. Het volgende beeld zal dus merkelijk verder staan, en daardoor komen dergelijke scènes schokkerig over.
HFR-beelden leveren een scherper beeld en dus ook een hogere waargenomen resolutie. Bovendien worden de beelden vloeiender, omdat het onderwerp zich minder verplaatst tussen twee frames.
Aangezien onze ogen de wereld waarnemen op continue wijze, en niet frame per frame, komen HFR-beelden daardoor realistischer over. En dat zorgt dan weer voor een grotere emotionele betrokkenheid bij de film.
Tegenstand
Hogere framerates lijken dus alleen maar voordelen te bieden, zeker nu digitale film de kostenargumenten grotendeels van tafel veegt. Maar net de hogere graad van realisme maakt dat filmmakers het soms een slechte keuze vinden.
“Het leidt af van het verhaal, en legt de nadruk veel meer op de beelden. Realistische beelden maken het moeilijker om sci-fi of fantasy geloofwaardig te maken”, roepen de critici in koor. Maar dat argument houdt niet helemaal steek. Al jaren streven we naar steeds meer realisme: geluid, kleur, steeds betere speciale effecten, HD, 3D, noem maar op. Waarom is HFR dan net een brug te ver?
Om dat te begrijpen moeten we kijken naar de goedkope sitcoms of soap opera’s – denk aan bekende namen zoals Neighbours, The Bold and the Beautiful, enzovoort. Budget en tijd zijn enorme beperkingen bij dat soort producties, dus ziet de set er soms sjofeler uit en worden er goedkopere videocamera’s gebruikt in plaats van filmcamera’s.
En die schieten beelden aan 60 fps (interlaced weliswaar, wat neerkomt op 30 fps progressief ). Heel wat mensen associëren HFR-beelden daardoor nu met goedkope producties. Er is zelfs een term voor: het ‘soap opera effect’. Maar die link zit dus tussen onze oren. Er is geen enkele reden waarom HFR- beelden er goedkoop moeten uitzien.
Frame Interpolation: de ersatz HFR
Een ander deel van de tegenstand ontstaat omdat HFR soms verward wordt met ‘Frame Interpolation’. In een poging om de wazige, schokkende, aan 24 fps opgenomen beelden te verbeteren, bieden zowat alle televisies een optie om de het beeld ‘scherper en vloeiender te maken. Wat ze doen is de digitale beeldstroom analyseren en voor elke twee frames één of meerdere tussenliggende frames berekenen. Dat is een technisch huzarenstukje en verloopt zelden zonder problemen.
HFR-beelden zorgen voor een realistischer beeld en een grotere betrokkenheid bij films. Daarom verwijzen we in onze testen van televisies dikwijls naar de beeldartefacten die ontstaan bij het gebruik van deze technieken. Frame interpolation is dus niets meer dan een kunstmatige vervanger voor echte HFR-beelden. Wanneer we spreken over het soap opera-effect, dan refereren we over het algemeen naar het effect van frame interpolation op filmbeelden.
En thuis?
HFR is nu een fenomeen in de bioscoop, maar wat als The Hobbit en andere HFR-films naar de thuiscinema komen?
Moderne tv"s tonen beelden aan 100 of 200 Hz, dus veel meer dan 24 fps. Technisch kunnen ze dus HFR aan, maar dan is er wellicht een firmware-upgrade nodig. Of die er komt, is een andere vraag.
Het echte probleem zit bij Blu-ray. Het is niet zozeer een probleem van opslagruimte dan wel van standaarden. Helaas, de huidige Blu-ray specificaties voorzien geen 48 fps framerates. 1.920 x 1.080 is beperkt tot maximum 24p of 50/60i.
Er zou dus een verandering moeten komen aan de Blu-ray specificatie om 48fps toe te voegen, en de haalbaarheid/wenselijkheid daarvan is mij niet duidelijk. Het zou hoe dan ook impact hebben op alle bestaande BR-spelers.
Toch is er nog een interessante bedenking te maken. Blu-ray beschikt wel over een 1.920 x 1.080@24fps 3D-formaat. En laat 3D nu net twee 2D-beelden zijn. Het is dus theoretisch mogelijk om een 48fps beeldstroom te vermommen als een 3D 24fps beeldstroom.
Een actieve 3D tv (die zijn stereoparen sequentieel afspeelt) zou die stroom kunnen weergeven en je kijkt dan zonder bril. Resultaat: 48fps! Een passieve 3D-tv (die zijn stereoparen simultaan weergeeft) kan dat niet zo maar, maar kan mogelijk via firmware een nieuwe ‘mode’ leren die dat toelaat.
Dit is uiteraard allemaal theorie, of dit praktisch haalbaar is is een andere materie.
Conclusie
HFR biedt duidelijk technische voordelen, maar het zorgt ongetwijfeld ook voor een andere kijkbelevenis dan de klassieke 24 fps-standaard. Net zoals het gebruik van kleur of speciale effecten dat ook doen.
Je bekijkt HFR dus best als een nieuwe keuze in het artistieke arsenaal dat de filmmaker ter beschikking heeft. Als hij voor HFR kiest, is dat hopelijk omdat hij denkt dat het iets toevoegt aan het verhaal dat verteld wordt. En zoals bij elke nieuwe technologie vergt een correct gebruik ervan een zeker leerproces.
Persoonlijk ben ik een enorme voorstander van die vloeiende, haarscherpe beelden. Of jij het beter of slechter vindt, is uiteraard een kwestie van smaak. Maar als je de kans krijgt om het binnenkort te beleven, ga dan met een open geest kijken en laat je vooroordelen bij de deur achter.