3 dingen die je moet weten over AI
Als je trouwens geïnteresseerd bent in deep learning, kan u daarover meer lezen in ons gratis te downloaden E-book.
In de tussentijd zijn hier alvast 3 weetjes over AI:
AI ontstond in de jaren 40
Ja hoor, dat lees je goed. Kunstmatige intelligentie is geen uitvinding van deze eeuw, maar ontstond zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Zo populariseerden Arturo Rosenblueth, Norbert Wiener en Julian Bigelow in 1943 de term ‘cybernetics’. Dat werd vijf jaar later de titel van het ongenaamd populaire boek van Wiener.
De cybernetica is een overkoepelend vakgebied en verbindt onderzoeksdomeinen zoals controlesystemen, de theorieën van elektrische netwerken, mechanische ingenieursstudies, evolutionaire biologie en neurowetenschappen. Het is in die schoot dat AI ontstaan is.
Cybernetica werd als vakgebied ingevoerd in 1948 en betekent zoveel als de wetenschap die zich bezighoudt met besturing van biologische en mechanische systemen met behulp van terugkoppeling of feedback. Daarin zit in principe ook al de welbekende feedback loop verwerkt die nodig is voor zelflerende AI-systemen.
Niet lang daarna, in 1950, begon wetenschapper Alan Turing na te denken over de vraag ‘kunnen computers denken?’ Turing begreep het belang van empirisch bewijs om zijn vragen en hypotheses te ondersteunen, want hij bedacht ook de Turing Test om aan te tonen of een machine wel effectief in staat was om te denken.
Hij liet zich betrappen op uitspraken die vandaag de dag nog steeds relevant zijn. Zo liet hij weten dat we “willen dat een machine leert uit ervaring”, en dat “het grootste gedeelte van handmatige wiskunde zal bestaan uit berekeningen die op grote schaal dienen uitgevoerd te worden en die niet handmatig kunnen uitgerekend worden.
Schaal. Het is trouwens een term die vandaag de dag nog steeds populair is in Silicon Valley.
AI is niet objectief
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is AI allesbehalve objectief. Kunstmatige intelligentie vereist namelijk altijd een groot databestand om zo nauwkeurige algoritmen op te leveren. Dat databestand moet uit genoeg verschillende data bestaan.
Wanneer je een herkennings-AI voor katten maakt, dan moeten er in je data zowel witte, zwarte als roodharige katten te vinden zijn. Daarnaast moeten er voorbeelden van Perzische katten, maar ook van Noorse boskatten in te vinden zijn. Om tot een zo nauwkeurig mogelijk databestand te komen, moet de datawetenschapper met al die parameters rekening houden.
Laat dat nu net het probleem zijn. Gedegen algoritmen blijken dus te sterk afhankelijk van een sterke dataverzameling. Het is nog steeds aan de datawetenschappers om voor elk voorbeeld een tegenvoorbeeld te geven en om daarnaast ook nog eens te anticiperen op al die parameters.
Het resultaat is er naar: wie op Google Translate vertalingen wil genereren, zal merken dat er naar dokters en ingenieurs nog maar al te vaak wordt verwezen als een ‘hij’, en ook recidivealgoritmen voorspellen dat personen die niet van Kaukasische oorsprong zijn, eerder zullen hervallen wanneer ze uit de gevangenis komen.
Het ironische hieraan is dat de algoritmen niet objectief of subjectief kunnen zijn. Algoritmen voeren immers enkel hun bewerkingen uit met de data die ze ter beschikking hebben gekregen. Maar die data, die zijn bevooroordeeld, en die zijn afkomstig van menselijke krachten. Kunstmatige intelligentie fungeert in die zin dus in feite als een spiegel.
De meeste AI is vrouwelijk
Nu ja, vrouwelijk. De meeste spraakassistenten zijn vrouwelijk. Siri, Cortana, Alexa, allemaal vrouwen. Ze krijgen zelfs een vrouwelijk klinkende naam toegewezen. Studies wijzen uit dat mensen nog steeds de stem van een vrouw verkiezen boven die van een man.
Microsoft liet weten dat voor de geboorte van Cortana verschillende tests werden uitgevoerd, waaruit resulteerde dat een vrouwelijke stem beter aansloot bij de doelstellingen om een behulpzame en betrouwbare persoonlijke assistent te creëeren.
Siri en Google Assistant bieden trouwens wel de optie om over te schakelen naar een mannelijke stem. Alexa en Cortana beschikken daar niet over.
Jeopardy van IBM Watson spreekt met een mannelijke stem. Logisch, want die werkt samen met dokters aan kankeronderzoek en moet vooral zelfzeker overkomen, en gebruikt korte, duidelijke zinnen. Daar vond IBM een mannelijke stem dus de beste keuze voor.
Spraaktechnologiewetenschapper Clifford Nass schrijft dat mensen over het algemeen ervan uitgaan dat vrouwelijke stemmen ons zullen helpen bij het oplossen van onze problemen, terwijl mannelijke stemmen eerder geassocieerd worden met autoriteitsfiguren die ons gewoon de antwoorden op onze problemen vertellen.
En hoewel we graag willen dat onze obstakels van de baan geruimd worden, willen we daar zelf nog steeds graag de controle over. Daarom opteren we ook sneller voor een vrouwelijke spraakassistent.
Om maar aan te tonen dat AI-bias zowat overal aanwezig is.