Zevende Europees kaderprogramma: ook voor Belgische KMO’s?

Volgens de Europese Commissie kan Europa enkel door haar kennis verder te verhogen een antwoord vinden op de uitdagingen van de toekomst, zoals de vergrijzing of de opwarming van de aarde. Met het zevende kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (FP7) geeft de Commissie alvast het goede voorbeeld. Moeten Belgische KMO’s mee op de kar springen?
Een vaak gehoorde kritiek op de kaderprogramma’s, waarvan het eerste al teruggaat tot 1984, is dat ze té technologiegedreven zijn. ‘Terwijl er te weinig aandacht is voor de gebruiksaspecten’, klonk de kritiek van de Belgische econoom en professor Internationale Economische Betrekkingen Luc Soete (Universiteit Maastricht), begin dit jaar, in ons zusterblad Smart Business Strategies. Legt het zevende kaderprogramma opnieuw de verkeerde prioriteiten?
Jan Bormans, strategisch adviseur bij IMEC vindt alvast van niet: ‘Met dit programma koos Europa voor een vernieuwde aanpak, door expliciet voor grote thema’s en niet louter voor de technische aspecten te kiezen. In die zin nam Europa die kritiek inderdaad ter harte.’
Op het kabinet van minister Verwilghen, bevoegd voor wetenschapsbeleid, klinkt iets minder enthousiasme: ‘De Commissie heeft de gewoonte om het budget van het kaderprogramma in kleine vakjes te verdelen, ook voor het IT-budget. Of dit haar zal toelaten een gericht onderzoeksprogramma uit te bouwen is zeer de vraag. De onderverdeling is trouwens vrij vaag zodat men niet echt over prioriteiten kan spreken.’
In totaal maakt Europa 9,11 miljard euro vrij voor IT-onderzoek, gespreid over zeven jaar. Dat is een stijging van 31 procent in vergelijking met het vorige kaderprogramma. (Al blijft dat wel een stuk onder de vooropgestelde verhoging van 80 procent, zoals EU-commissaris voor Informatisering Viviane Reding onlangs in een interview met IT Professional toegaf, nvdr.) De eerste oproepen (calls) starten begin 2007. Op het kabinet Verwilghen noemt men het aandeel Belgische KMO’s dat hierop zal intekenen ‘een bijzonder punt van aandacht’.
‘Toch zou het volledig verkeerd zijn om als KMO deel te nemen louter omdat het onderzoek financieel ondersteund wordt’, vindt Bormans, ‘Voor een Belgische KMO is het niet zo belangrijk om kost wat kost aan dit kaderprogramma deel te nemen, wel om voor de juiste projecten te kiezen.’ Bovendien, zo vindt Bormans, botst de grootschaligheid van dergelijke programma’s soms met de eigenheid van een klein bedrijf, aangezien de tijdshorizon vaak niet is wat een KMO voor ogen had. Hij verwijst daarom naar een alternatief als Eureka, dat geld krijgt van de Europese industrie, en op een iets kortere termijn focust.














