Einde monogamie Windows en .NET?
Zo’n vijf jaar geleden startte openbronontwikkelaar Miguel De Icaza een project om .NET ook naar niet-Windows- platformen te brengen. Het project wordt geruggensteund door Novell. Toch is cross-platform applicatieontwikkeling geen thema dat op de agenda staat in de recente samenwerking tussen Novell en Microsoft.
‘We leren Novell nog maar net kennen en voorlopig staat bijvoorbeeld interoperabilitieit van de bestandsformaten hoger op de agenda,’ zegt Tom Robertson, algemeen directeur interoperabiliteit en standaarden bij Microsoft. Er is trouwens nog een pak geld in de samenwerking tussen Novell en MS die nergens aan toegewezen is. ‘Het probleem is dat elk team van Novell dat geld wil,’ zegt de leider van het Mono-project, Miguel De Icaza van Novell, ‘dus ik weet niet of ik het voor Mono ga krijgen.’ Programmeren voor Mono brengt beperkingen met zich mee omdat nog niet heel .NET 2.0 en 3.0 geïmplementeerd zijn. ‘Om te weten of je software zal draaien, moet je gebruikmaken van de Mono Migration Analysis Tool,’ zegt De Icaza, ‘En het doet er niet toe of je .NET 1, 2 of 3 gebruikt. Wat er wel toe doet, is welke API’s je aanroept. Als je een API aanroept die we ondersteunen, kan hij zelfs van .NET 5 zijn (wat niet bestaat, nvdr). We hebben trouwens al API’s van .NET 3.0 geïmplementeerd.
Zeer concreet: als het .NET 1.1 is, dan werkt het. .NET 2.0 zal volledig ondersteund zijn tegen het einde van de zomer. We zijn klaar met de servertechnologie, nu werken we nog aan de clients. Voor .NET 3.0 verwacht ik de volgende twee jaren nog niets, jammer genoeg.’ Mono maakt het mogelijk dat programmeurs Visual Studio op Windows kunnen gebruiken en het resulterende uitvoerbare bestand gewoon naar een Linux-machine kopiëren en daar draaien. ‘Je kan ook van op een Linuxplatform ontwikkelen,’ zegt De Icaza, ‘maar het gaat nog lang duren voor we iets even goed als Visual Studio zullen hebben. Windows-ontwikkelaars kunnen op Windows blijven ontwikkelen en het uitvoerbare bestand op een Mac- of een Linux-machine draaien.’ Welke attitude Microsoft tegenover Mono heeft, is niet duidelijk, ook niet voor Miguel De Icaza: ‘Het hangt ervan af aan wie je het vraagt. We hebben goede Microsoftvrienden gemaakt bij ECMA: engineers, designers, de ontwikkelaars van de taal. En tenzij ze tegen me liegen, denk ik dat ze Mono -op persoonlijk niveau- genegen zijn. Ik denk dat de .NET-groep ons apprecieert omdat we de standaard bevestigen, omdat we feedback geven en met hen samenwerken. We willen zelf immers ook graag dat .NET slaagt.
Het bedrijf Microsoft vreest natuurlijk dat we marktaandeel van ASP.NET zullen inpikken.’ Voor bedrijven opent Linux een nieuwe markt, volgens De Icaza. Vaak loont het marktaandeel van Mac-gebruikers niet de moeite om een programma om te zetten naar Mac. Het zou vijf maanden werk zijn, tegenover een kleine meeropbrengst. Dan steken bedrijven liever de tijd in verdere ontwikkeling voor Windows. Voor porten was vaak geen business case. Met Mono vragen 11 procent van de toepassingen geen werk om ze op meerdere platformen te kunnen draaien. Tegen juni zal 50 procent van de toepassingen onveranderd op Linux kunnen draaien. De andere toepassingen zullen aanpassingen vereisen. Maar in plaats van vijf maanden werk voor het hele team, is het maar enkele weken voor een programmeur.
‘Op dit moment zien we geen vraag naar compatibiliteit met Mono,’ zegt Luc Van de Velde, directeur van de ontwikkelaars- en platformgroep bij Microsoft, ‘Indien die vraag uit de markt komt, zullen sommige ontwikkelaars daar waarschijnlijk wel op inspelen.’
