Q&A hardware: Virtualisatie
1. Wat is virtualisatie?
Met virtualisatie breekt u de directe link tussen uw fysieke infrastructuur en de applicaties die erop draaien. Een voorbeeld uit de serverwereld: Vroeger draaiden één applicatie en één besturingssysteem rechtstreeks op de hardware van een server. Dat kwam er meestal op neer dat u een machine nodig had per grote applicatie. Met virtualisatie gaat u op die server een extra laag installeren die als buffer dient tussen de infrastructuur en de applicaties. Die laag maakt een virtuele versie van de hardware, een ‘virtual machine’, en vertelt de softwareapplicatie dat ze op haar eentje op de server draait. Dat betekent onder meer dat u meerdere applicaties of besturingssystemen naast elkaar op één server kunt draaien.
2. Wat is een hypervisor?
De hypervisor is het platform waarop meerdere virtuele machines draaien. Het beheert ook de gastbesturingssystemen. Er zijn twee soorten:
Native hypervisors vormen een laag tussen de hardware en het operatiesysteem. Ze laten toe dat meerdere gastbesturingssystemen op de hardware geïnstalleerd worden.
Een tweede soort is een hosted hypervisor. Die vormt een laag onder een bestaand besturingssysteem. De gastbesturingssystemen draaien dan op die laag.
3. Wat kan ik virtualiseren?
Servervirtualisatie is als technologie al het verst gevorderd en wordt ook het vaakst gebruikt. Ook applicatievirtualisatie is populair. Daarbij gaat u applicaties verpakken in een virtualisatielaag, zodat ze niet volledig moeten integreren met het besturingssysteem van de computer waarop ze staan.
Een derde soort, desktopvirtualisatie, wordt nog maar weinig gebruikt. Bij die vorm van virtualisatie worden alle effectieve berekeningen en opslag in het datacenter gedaan. De computer op uw bureau fungeert daarbij als doorgeefluik voor de gegevens en opdrachten die u intikt. Zo’n pc wordt dan meestal een ‘thin client’ genoemd.
Storagevirtualisatie koppelt dan weer de opslagcapaciteit los van de effectieve opslagsystemen. Zo komt die capaciteit in een grote pool terecht, die op een logische manier kan worden toegewezen. Op die manier blijft zo weinig mogelijk ruimte onbenut.
Ongeveer hetzelfde gebeurt met netwerkvirtualisatie. De software of switch zal daarbij alle beschikbare bandbreedte samenbrengen en verdelen over een aantal kanalen die elk in real time kunnen worden toegewezen aan een server of toestel die ze op dat moment nodig heeft.
4. Waarom zou ik virtualiseren?
De belangrijkste reden om te virtualiseren, is consolidatie. Servers worden steeds krachtiger, en het is zonde om al die rekenkracht aan één applicatie te verspillen. Door meerdere applicaties op één server te zetten, gaat u van pakweg twintig bijna onbenutte servers naar vijf servers die voor 80% gebruikt worden. Zo moet u minder fysieke machines onderhouden en ligt uw elektriciteitsrekening lager.
Een tweede reden is compatibiliteit. De laag die u tussen verschillende programma’s of tussen software en hardware legt, zorgt ervoor dat die applicaties niet volledig moeten integreren met hun gastheer, wat compatibiliteit een stuk makkelijker maakt.
5. Wat is lifecycle management?
Lifecycle management houdt in dat u bijhoudt hoeveel virtuele servers u hebt, en waartoe ze dienen. Omdat het vrij gemakkelijk is om nieuwe virtuele servers aan te maken, loopt u namelijk het gevaar om ‘ghost machines’ te hebben. Stel, iemand vraagt een machine aan om snel iets op te testen en heeft die nodig voor twee maanden. Na die twee maanden laat hij hem nog even door draaien, "want je weet maar nooit". Als dat vaak gebeurt, hebt u na een jaar een hele hoop virtuele machines waarvan niemand nog weet waarvoor ze dienen. Met een goed lifecycle management vermijdt u dat probleem.