Bedrijven zonder website
Ik zat onlangs in het buitenland voor een persconferentie van een vooraanstaand IT-bedrijf. Toen ik aan de plaatselijke PR-verantwoordelijke vroeg of ik de keynote nog kon terugbekijken, dan kon dit als ik fan werd van hen op Facebook. Dat bleek hun policy te zijn. Ik vond dat opmerkelijk. “Och, William. Als je de halve wereld over reist om bij de keynote te zijn, lijkt fan worden me niet het grootste probleem”, zo reageerde onze lokale contactpersoon met een kwinkslag.
Het voorbeeld is tekenend. Meer en meer bedrijven loodsen hun bezoekers in eerste instantie naar Facebook of LinkedIn. Met succes overigens. Zo bereikt Starbucks maandelijks ruim 19 miljoen unieke bezoekers met zo’n Facebookpagina. Hun eigen bedrijfswebsite trekt maandelijks 1,8 miljoen unieke bezoekers. Andere in de VS, waaronder JC Penney en Delta Air Lines, rekenen voor hun verkoop in eerste instantie op hun Facebook shop. Want je staat met je spullen natuurlijk liever in een drukbezocht shopping center dan ergens op een afgelegen landweg.
Andere gaan nog een stapje verder en richten zich alleen nog maar op sociale media. Zo kan men sinds kort niet meer surfen naar www.america.gov. Die site bestaat gewoon niet meer. De online communicatie loopt via sociale media. Het is meteen de reden waarom de beursgang van een sociale netwerksite als LinkedIn zo’n succes werd. LinkedIn werd ingeschat met een marktwaarde van zowat 10 miljard dollar, terwijl hun omzet vorig jaar iets meer dan 230 miljoen dollar uitmaakte. Op basis van deze beursgang zou Facebook rond de 80 miljard dollar bedragen. Dat is meer dan giganten als Ford, Boeing of Amazon.com. Party like it’s 1999.
Als bedrijf je eigen website opdoeken, lijkt me overigens geen goed idee. Want je plooit je helemaal naar de wensen van dat social media shopping center. Al kan je er ook niet meer naast. Een combinatie van de twee lijkt dus aangewezen. Zelf ben ik uiteindelijk toch maar geen fan geworden van dat ene IT-bedrijf. Ook al heb ik er niets tegen. Ik heb de betreffende informatie uiteindelijk teruggevonden. Op hun eigen website. En zo hoort het ook.