Zijn online communities one man shows?
Het Joinup samenwerkingsplatform van de Europese Commissie telt vandaag meer dan 120 sociale groepen. Meer dan de helft zijn echter niet meer dan one man shows. Hoe kunnen ze uitgroeien tot actieve communities die een constructieve bijdrage leveren aan de Europese Commissie?
Gelijkgezinden ontmoeten mekaar vandaag op sociale netwerksites. In een poging om het succes van het OSS (Open Source Software) community model -sinds de jaren ’80 pionier in het vormen van communities- te kopiëren, schieten sociale groepen of gemeenschappen dan ook als paddenstoelen uit de grond.
Je hebt ze in alle maten en gewichten. Of het nu gaat om wereldwijde of lokale groepen die dezelfde interesse delen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het bestaat: de cinemaniacs, de dierenliefhebbers", de Harry Potter fans, de motards…. Andere groepen spelen dan weer in op patriottisme en koesteren nationale ambities zoals de “I Am Canadian” (één lid) of de “Lets talk about France” communities (25 leden). Een “Lonely Hearts United” community is dan weer populairder en telt enkele honderdduizend leden.
Zowel voor onze bedrijven als onze Nationale en Europese overheden -en met name de Europese Commissie- bieden deze virtuele gemeenschappen opportuniteiten. Zij laten toe om op een goedkope manier samen te werken, maar ook om publieke gegevens (open data) optimaler te gebruiken, openbronsoftware te delen of meertalige, semantische woordenlijsten of classificatieschema’s te creëren.
Zo startte de Europese Commissie www.joinup.eu, een samenwerkingsplatform voor Europese professionals in e-government die vandaag reeds meer dan 120 sociale groepen telt. Toch moet dit cijfer genuanceerd worden. Meer dan de helft van de communities (53 procent) zijn niet meer dan een one man show; de overgrote meerderheid (85 procent) is zelfs niet actief. Eigenlijk telt slechts tien procent meer dan tien leden met meer dan tien posts of discussies.
www.joinup.eu bij gebrek aan interesse dan maar afvoeren? Dat lijkt me te kort door de bocht. Dit platform staat nog in zijn kinderschoenen, maar er bestaan genoeg voorbeelden van succesvolle communities rond e-government en openbare diensten op sociale netwerk- of onafhankelijke websites. Feit is dat we nu wel geconfronteerd worden met een verzadigde sociale netwerkmarkt, waardoor het zwaartepunt eerder komt te liggen op functionaliteiten en tools die de gebruiksvriendelijkheid voor de netwerker vergroten.
Willen we netwerkers echter actief betrekken en hen laten ‘communiceren voor Europa’, dan mogen we van hen niet verwachten dat ze zelf de teugels in handen nemen. De Europese Commissie dient zelf het initiatief te nemen door hun community te informeren en adviseren en hen de juiste tools aan te bieden. Hun intentie om een intensieve training voor de community facilitators te organiseren is dan ook een goede start. Alleen zo zullen one man shows kunnen uitgroeien tot actieve communities die een constructieve bijdrage leveren aan de Europese Commissie.