Oorlog Oekraïne: wat is de impact op technologie?
De oorlog in Oekraïne barstte helemaal los toen het Russische leger op 24 februari Oekraïne binnenviel. Een gruwelijke escalatie van een geopolitiek conflict dat al sinds 2014 onder hoogspanning stond, toen Rusland zijn zinnen had gezet op het schiereiland Krim. De geschatte menselijke tol ligt voorlopig, volgens de schattingen van Reuters, al op meer dan 20.000 slachtoffers. Maar ook de beelden van de miljoenen Oekraïners die op de vlucht zijn voor de oorlog laten niemand onberoerd.
Het is onmogelijk om de totale humanitaire en economische impact van de oorlog nu al accuraat in te schatten, maar het is wel duidelijk geworden dat de Russische invasie het zetje heeft gegeven voor een globaal domino-effect. En dat kan ook voor ons nare gevolgen hebben, al moet je die natuurlijk wel in perspectief zien tot wat de Oekraïense bevolking allemaal moet doorstaan. Veel markten zijn immers voor hun supply chain (groten)deels afhankelijk van grondstoffen uit Rusland of Oekraïne. Doordat die minder of helemaal niet meer toegankelijk zijn, kunnen sommige producten schaarser en/of veel duurder worden. Aardgas en olie zijn dan de eerste zaken waar je wellicht aan denkt, maar ook de technologiesector houdt de adem in. We bespreken enkele manieren waarop de oorlog in Oekraïne de globale technologiesector in de war stuurt en hoe ook jij daar de impact van zou kunnen voelen.
Oorlog Oekraïne-Rusland: de impact op de technologie-sector
Chipindustrie (nog meer) onder druk
Als er één sector is die nog extra problemen kon missen dan was het natuurlijk wel de chipindustrie. Die staat sinds het uitbreken van het coronavirus begin 2020 in Azië al onder zware druk. De grote fabrikanten moesten toen sluiten en toen de vraag naar computerchips bij de heropening explodeerde, ontstond een productieachterstand die nooit meer is weggewerkt. Al ligt dit keer het probleem niet bij de chipfabrikanten zelf, maar bij hun leveranciers. Enkele cruciale grondstoffen voor de productie van chips komen namelijk uit Rusland en Oekraïne, waaronder neon, palladium en hexafluor-1,3-butadieen (dat ook wel kortweg C4F6 wordt genoemd).
Voor de productie en export van neon sloegen Rusland en Oekraïne in normale omstandigheden de handen in elkaar. Het edelgas is een bijproduct van de Russische staalindustrie en wordt nadien naar Oekraïne verscheept om het te zuiveren voor export. In de chipindustrie zet men neon in voor het produceren van lasertechnologie. Oekraïne is een neongrootmacht die 70% van de globale export van neon voor zijn rekening neemt. Als die export stilvalt, dan dreigt een schaarste aan neon. Een ander cruciaal element palladium wordt dan weer gecontroleerd door Rusland. Het land van Poetin is de op één na grootste exporteur van palladium wereldwijd, met een aandeel van 37% in de globale export. Enkel Zuid-Afrika beschikt over meer palladium.
De grote spelers uit de chipindustrie lijken zich daar voorlopig nog niet al te veel zorgen over te maken. Ze zeggen dat hun supply chain voldoende gediversifieerd is om dat op korte termijn op te lossen. Maar tussen de lijnen lees je toch enige bezorgdheid als de wapens niet snel zouden zwijgen. Een supply chain is een delicate balans waar het wegvallen van één schakel een hele industrie in de war gooit, en de chipindustie lag al aardig overloop. De put zal dan misschien niet onmiddellijk dieper worden, maar zal zo ook niet gevuld geraken. Voorraadtekorten aan producten zoals laptops en spelconsoles zullen daardoor nog tot ver in 2022 kunnen aanhouden en dat zet ook de prijzen van consumentenelektronica verder onder druk.
De grote verliezer lijkt echter wederom de auto-industrie te zullen zijn. Wagenfabrikanten zijn immers onrechtstreeks afhankelijk van de beschikbaarheid van deze materialen voor de chips in de ‘hersenen’ van de wagens, maar ze hebben ook zelf palladium nodig om wagens te kunnen bouwen. Nu ze zijn afgesneden zijn van het kostbare palladium door de economische sancties, zitten autobouwers uit Europa en de Verenigde Staten weer met de handen in het haar. De wagensector deelde ook al het zwaarst in de klappen tijdens de pieken van de coronacrisis.
ICT-talent op de vlucht
De oorlog in Oekraïne laat zich niet enkel voelen in de productie van hardware, maar ook in de ontwikkeling van software. Oekraïne was een opkomende technologiehub in Europa. De ICT-sector groeide in het jaar 2021 met meer dan 30% (ongeveer 4% van het BNP) en telde 240.000 software-ingenieurs. In de hoofdstad Kiev alleen al zijn meer dan 1000 startups gevestigd. Veel toonaangevende techgiganten hebben de laatste jaren ook R&D-centra neergezet in Oekraïne. Microsoft, Google, Samsung en Ericsson zijn slechts enkele namen op de indrukwekkende lijst. Aanvankelijk gingen de techreuzen er op zoek naar een leger goedkopere software-ingenieurs om het programmeren van codes aan uit te besteden, maar veel Oekraïners wisten snel op te klimmen op de softwareladder. Een gunstig belastingbeleid en soepele bureaucratische procedures door de overheid vormden een extra stimulans voor de techgiganten om hun tenten in Oekraïne op te slaan. Zo wilde Oekraïne de grote techreuzen natuurlijk ook afsnoepen van buurland Rusland. Het ontbreekt de Russen zeker niet aan ICT-talent, maar omdat het Poetin-regime de Westerse techreuzen graag in het gareel wil laten lopen, bleven zij ook voor de oorlog daar liever zoveel mogelijk weg.
De oorlog slaat helaas een diepe krater in het Oekraïense technologielandschap. De infrastructuur is verwoest geraakt bij bombardementen en de beste ingenieurs hebben het land moeten ontvluchten of zijn opgeroepen om op het front te gaan strijden. Zo wordt in één klap een grote vijver voor ICT-talent drooggelegd. Het zal toch even puzzelen zijn voor techbedrijven hoe ze dat moeten opvangen, al zullen ze wellicht opnieuw meer lonken naar Aziatische landen zoals India om het handenwerk uit te besteden.
Digitale oorlog: cyberaanvallen en manipulatie
Hedendaagse oorlogsvoering speelt zich niet alleen meer af op het slachtveld en ook het Russisch-Oekraïense conflict is een schoolvoorbeeld van een ‘hybride oorlog’. Bij een hybride oorlog bestoken naties naast de fysieke veldslag hun tegenstander(s) ook met cyberaanvallen om kritieke infrastructuur (overheid, ziekenhuizen, energienetwerken) lam te leggen. Dergelijke aanvallen dienen om de economie en het dagelijkse bestuur van een land volledig te destabiliseren zodat er ook geen middelen meer zijn om zich militair te verweren. Rusland heeft in het verleden al laten zien niet vies te zijn van hybride oorlogsvoering en ook in dit conflict lijkt Moskou terug te willen grijpen naar dat beproefde recept. Zo kregen het Oekraïense ministerie van Defensie en de belangrijkste financiële instituten van het land al cyberaanvallen te verwerken in de begindagen van de oorlog.
Het cyberleger van Poetin boezemt Europese leiders nog meer angst in dan zijn militaire strijdkrachten. Zelfs de Amerikaanse president Joe Biden heeft de grootste bedrijven van zijn land al gewaarschuwd dat ze zich schrap moeten zetten voor een golf van cyberaanvallen vanuit Rusland. Voorlopig lijkt dat allemaal nog wel mee te vallen, maar in het cyberstrijdtoneel moet je altijd met twee woorden spreken.
Veel meer lijkt de oorlog tussen Oekraïne en Rusland uit de draaien in een oorlog om informatie. Via sociale media kunnen we de oorlog vanaf de eerste rij volgen. Filmpjes met de gruwelijke beelden van bombardementen, schietpartijen en vluchtende burgers gaan lustig rond op de sociale media. Maar je kan al voorspellen dat de lijn tussen authentieke beelden en nepbeelden vaak zeer dun is. Soms kan het verspreiden van nepbeelden nog te wijten zijn aan onzorgvuldig factchecken van bronnen, maar even vaak gaat het om een bewuste poging tot manipulatie. Het toppunt was een deepfake-video waarin de Oekraïense president Volodymyr Zelensky de overgave aankondigde. De oorlog is een zoveelste testcase voor sociale media, die nu eindelijk eens zullen moeten aantonen ze desinformatie de baas kunnen.
A deepfake of Ukrainian President Volodymyr Zelensky calling on his soldiers to lay down their weapons was reportedly uploaded to a hacked Ukrainian news website today, per @Shayan86 pic.twitter.com/tXLrYECGY4
— Mikael Thalen (@MikaelThalen) March 16, 2022
Hard tegen hard
Sociale media zullen in dit conflict ook meer dan ooit een rol spelen in wie toegang heeft tot informatie. In dit kader is het opmerkelijk hoe Meta en co tewerk gaan. Ze tonen zich in tijden van oorlog ongezien solidair door gezamenlijk de Russische nieuwsmedia in de ban te slaan, waarmee ze ook gehoor geven aan de sancties die hun leiders hebben opgelegd aan Rusland. Daarbij worden vooral Sputnik en RT in het vizier genomen, twee nieuwsmedia die gekend staan om hun staatspropaganda.
Maar extreme omstandigheden hebben extreme tegenmaatregelen nodig en dus bleef het daar niet bij. Ursula von der Leyen riep alle Europese telecomproviders op het webverkeer naar de websites van genoemde media stil te leggen, een precedent dat toch ongezien is in de moderne Westerse cultuur. Ook Meta liet zich niet van zijn fraaiste kant zien toen ze beslisten om een oogje toe te knijpen voor haatberichten en doodsbedreigingen tegen Poetin en zijn kompanen. Iedereen mag zijn mening vormen over bepaalde personen, maar als beleidsmakers en bedrijfsleiders zich te nadrukkelijk moeien met de toegang tot informatie en online debat, dan komt dat de kwaliteit van het debat zelden ten goede. En het open debat is toch een fundamentele pijler binnen de Westerse democaratie. De tegenreactie van Rusland bleef natuurlijk niet uit en ondertussen hebben Russen ook beperkte of geen toegang meer tot Facebook, Instagram en Twitter.
Censuur tegen censuur, haat tegen haat. Alles is toegestaan in liefde en oorlog, al hopen we dat die eerste snel weer zal triomferen.