Interview met Danielle Jacobs van Beltug
De ICT-wereld kent aardig wat gebruikersorganisaties. Maar slechts weinige tellen zoveel leden als Beltug, de vereniging van Belgische ICT-beslissers. Sinds jaren is Danielle Jacobs het gezicht van deze organisatie. Zij zorgde ervoor dat Beltug op vele niveaus ernstig wordt genomen. Het bewijs werd dit jaar geleverd met een opmerkelijke promotie.
Sinds mei van dit jaar staat ze ook aan het hoofd van de internationale vereniging van telecomgebruikers Intug. “En plots wil iedereen met je praten en je mening horen,” lacht Jacobs, “terwijl die nog altijd dezelfde is als de dag voor ik werd benoemd. En voor alle duidelijkheid: neen, ik ben niet overgestapt naar Intug; ik neem het mandaat erbovenop.”
Ook wij waren benieuwd naar haar mening over een aantal onderwerpen die haar – en ons – aanbelangen.
Over het voorzitterschap van Intug
Ik heb er enige tijd over nagedacht, en drie argumenten hebben me over de streep getrokken. Ten eerste: België is een klein land, en enkel nationaal denken kan eenvoudigweg niet. Je moet gewoon over de grenzen heen kijken, want dat doen ook onze gebruikers continu.
Ten tweede: zo kunnen we Europa meer op de Intug-kaart zetten. De vorige voorzitster was een Australische: natuurlijk werd er dan meer aandacht besteed aan het Verre Oosten en Oceanië, terwijl in Europa nog veel werk aan de winkel is.
In Europa zijn de belangrijkste gesprekspartners het kabinet van Commissaris voor de Digitale agenda Neelie Kroes en het EU-orgaan Berec (Body of European Regulators for Electronic Communications), waarin de 27 BIPT-tjes vertegenwoordigd zijn. Een Intug-voorzitter moet kunnen trekken en in dit geval zal er terug wat meer naar Europa getrokken worden.
Niet eenvoudig, want zo is het bijvoorbeeld nog niet helemaal duidelijk wat de rol van Berec zal zijn. Intug moet uitzoeken welke problemen het best bij het kabinet van mevrouw Kroes of bij Berec aangekaart worden. Hoe dan ook: de belangrijkste taak van Intug is de belemmeringen aankaarten voor bedrijven die internationaal actief zijn. Voor ICT-diensten is de single market nog lang niet bereikt.
En ten derde: de internationale context is ideaal om van andere groepen te kunnen leren. Ik heb nu al werkgroepen meegemaakt rond de cloud en privacy, en het is bijzonder boeiend om te zien hoe andere landen omspringen met deze problematiek. Het heeft toch geen zin om in elk land het warm water uit te vinden?
Enkele Intug-initatieven: eind juni heeft Intug een standpunt ingediend bij de FCC (de Federal Communications Commission, de Amerikaanse communicatiewaakhond) over de overname van T-Mobile door AT&T. Geen onbelangrijk item voor veel van onze Belgische bedrijven.
45% van de Beltug-leden zijn immers internationaal actief. Een groot deel van hen stuurt regelmatig reizigers naar de VS en ondervindt dagelijks de kosten voor mobiele communicatie naar en in de VS. Een paper over de problemen van bedrijven met internationale mobiele diensten is vergevorderd. En voor de EU brengen we de vragen en bekommernissen met betrekking tot cloudcomputing in kaart.
Over het nut van Beltug
Wat we allemaal verwezenlijkt hebben met Beltug de voorbije jaren? Ik zwaai niet graag met lof naar mezelf, maar ik denk dat we met ons lobbywerk toch wel een en ander gerealiseerd hebben. Door onze steeds terugkerende barometers hebben we zeker een verschil gemaakt in het debat over de fixed-to-mobile-tarieven.
De kostendalingen die de operators door de regelgeving kregen, werden in het begin nog in eigen zak gehouden. Dat is ondertussen veranderd: bedrijven krijgen veel sneller korting, maar ze moeten er nog wel zelf om vragen. En daar kan Beltug het verschil maken door de leden te informeren. Net ontving ik nog een mail van een bedrijf dat naar aanleiding van onze sensibilisering dertig procent korting had gekregen op vast-naar-mobiel verkeer. De mail eindigde met Dank je wel, Beltug.
Maar Beltug heeft nog andere bestaansredenen. Zo zijn er de seminaries, waar leden ervaringen rond een bepaald onderwerp kunnen uitwisselen. Ook die zijn goud waard, merken we. Sommige bedrijven komen om te leren, een andere groep vindt bevestiging dat ze goed bezig zijn.
We hebben de onderwerpen waarover binnen Beltug gediscussieerd wordt ook door de jaren heen zien veranderen. Vroeger zaten we bijna elke week bij Belgacom, en waren onze onderwerpen erg telefoniegebonden. Ondertussen zijn (mobiele) datanetwerken en ICT-diensten heel belangrijk geworden.
De scope van de activiteiten wordt steeds breder. Ook onze blauwdruk voor bedrijfspolitiek, intussen al toe aan versie 5.0, blijft zeer populair. Elk jaar staat die hoog bovenaan het prioriteitenlijstje in de enquête die de CIO’s invullen. Uit ervaring weten we dat dit document voor mensen zelfs vaak de reden is om lid te worden.
Over het quasi-monopolie in de Belgische telecom
Toen de markt pas geliberaliseerd was, zijn veel spelers met goede wil ten strijde getrokken. Maar nu, enkele jaren later, merken we dat Belgacom de enige speler is die de hele markt bestrijkt. De andere operatoren zijn meer actief in verschillende niches. Niet alleen dat: ze doen dit ook bijzonder goed.
Daardoor zitten we nu in een situatie waarbij bedrijven vaak te weinig offertes krijgen. Zeer tot spijt van onze leden natuurlijk. Dit omwille van de regelgeving die in de beginperiode al te zeer beknot werd door de regering, de crisis en de goede prestaties van Belgacom.
Dat heeft ook gevolgen voor de huidige telecommarkt, waarin connectiviteit een steeds kleinere rol speelt in het geheel. Er ontstaan nieuwe allianties, bijvoorbeeld voor unified communications. Spelers als Microsoft willen de klant graag één factuur aanbieden voor connectiviteit en voor hun eigen diensten. Maar hiervoor kan Microsoft momenteel enkel bij Belgacom terecht.
Let wel: dit is geen zuiver Belgisch probleem: in alle vrijgemaakte markten zien we spelers verdwijnen en de gevestigde namen hun positie versterken. In dat opzicht kan je inderdaad zeggen dat België een voorloper is [lacht].
Over de noodzaak van een internationaal perspectief
Op een recente bijeenkomst van Intug vertelde ik de regelgever van Hong Kong hoe Europa internationale roaming aanpakt, door maximumtarieven op te leggen tussen de Europese landen. Waarop hij droogweg antwoordde: ‘Europe? That’s just some intercity roaming’.
Al onze landen zijn inderdaad te klein om elk apart voort te boeren, en ook het Europese niveau volstaat niet. Zo hebben we vastgesteld dat de prijzen voor roaming binnen Europa inderdaad verlaagden – al is er nog een lange weg te gaan – maar hebben de operators dat gecompenseerd door de intercontinentale prijzen op te trekken.
We moeten de zaken dus op een internationaal niveau krijgen, en dan is ITU (het telecomagentschap van de Verenigde Naties) het enige instrument. Het werkt wel traag, maar ik zie geen alternatief, al is ook de OESO op dit terrein actief.
Over BYOD (bring your own device)
Voorlopig laat slechts een minderheid van de bedrijven dit toe, maar het is duidelijk dat deze trend niet te stoppen is. Elke sessie die we rond dit onderwerp organiseren lokt enorm veel geïnteresseerden. Het is voor iedereen immers duidelijk: dat een bedrijf de keuze van toestellen oplegt is misschien wel logisch, maar op termijn niet langer houdbaar. Dat is zo voor smartphones, maar ook voor alle andere draagbare toestellen, zoals tablets en notebooks.
Een van de modellen die we fors aan populariteit zien winnen, is het systeem van de vouchers: naargelang de functiecategorie krijgen medewerkers een cheque om zelf hun toestel mee te kopen.
Maar hiermee zien we een heel andere problematiek opduiken: veiligheid. Wanneer privétoestellen steeds meer binnen het bedrijf worden gebruikt en professionele en privé-netwerken steeds meer verstrengeld geraken, worden bedrijven immers geconfronteerd met andere situaties.
Als een medewerker zijn iPhone verliest met daarop vitale bedrijfsgegevens, dan is de eerste reactie: van op afstand alle gegevens wissen. Maar als ook jouw privégegevens op die telefoon staan, kan je wellicht niet lachen met zo’n drastische oplossing. Ook Dropbox, de online toepassing voor het delen van bestanden, is voor ICT-managers een ramp. In onze SIG (Special Interest Group) Security hebben we aan Dropbox alleen al twintig minuten besteed.
Maar er zijn nog andere aspecten, zoals de verdeling van de kosten die je met deze toestellen maakt. Er is natuurlijk het onderscheid tussen gratis en betalende apps, maar het dataverkeer is nooit gratis, dus hoe verdeel je dat tussen privé en professioneel?
En als iemand De Tijd leest, is dat dan een privébezigheid, of is dat voor zijn werk? Allemaal vragen die aan bod moeten komen als je hiermee begint.
Wij vinden trouwens dat de RSZ-bijdrage van 12,5 euro per maand voor het gebruik van een bedrijfs-gsm met abonnement bijzonder veel is, zeker als je bedenkt dat voor een volledige maand internet maar vijf euro RSZ moet worden betaald.
Over de overname van Skype door Microsoft
Wie denkt dat deze overname weinig impact zal hebben voor bedrijven, vergist zich. Toegegeven: de gratis versie van Skype is dan wel bedoeld voor de residentiële markt, en de kwaliteit is inderdaad iets minder, maar het wordt toch gebruikt in veel organisaties.
Microsoft krijgt toegang tot een wereldwijd communicatieplatform, en dit zonder de gereguleerde telecommarkt te betreden. De telco’s zullen hier met argusogen naar kijken. Skype is wel degelijk een uitdager voor de vaste telefonie. Wordt dit nu ook voor mobiele telefonie – met voice over wifi – op grote schaal het geval?
Voeg daar nog aan toe dat Microsoft ook al in Facebook heeft geïnvesteerd, en deze overname is echt niet zo onschuldig voor bedrijven als ze lijkt.
De belangrijkste bekommernis is dat Microsoft Skype open houdt op andere platformen. Wellicht komt dat wel in orde, want ook in andere contexten heeft Microsoft deze boodschap begrepen. Zo wordt Office 365, hun cloudsoftware voor unified communications, ook ondersteund op BlackBerry en iPhone, terwijl Microsoft met Windows Phone toch ook een eigen platform aanbiedt voor mobiele toepassingen.