Opinie: urban e-bikes hebben geen bestaansrecht
VanMoof stond in 2013 aan de wieg van de moderne ‘urban e-bikes’. Zoals de naam het al zegt zijn de fietsen specifiek ontwikkeld voor gebruik in de stad. Nochtans zie ik vooral fietsen die mensen in de stad moeten aanspreken – niet per se elektrische fietsen die goed meekomen in de stad. Design staat bij zulke fietsen op plek 1, 2 en 3, terwijl het prijskaartje stilaan high-end e-bikes nadert. Voor een VanMoof S5 betaal je bijvoorbeeld 3.498 euro. Ik herhaal: 3.498 euro voor wat in essentie een stadsfiets is.
Succes voor VanMoof
Jarenlang was e-bike een beladen topic in de samenleving. Vooral jongeren reden niet graag rond op een elektrische fiets. Niet eens vanwege de ondersteuning maar juist om het uiterlijk dat dit steeds benadrukt. Bij veel oudere en goedkopere e-bikes zit de accu nu eenmaal onder de bagagedrager – niet bepaald een fraai (of modern) gezicht.
Oplossing? Verwerk de batterij in het frame en geef de fiets een hip ontwerp, moeten de oprichters van het merk hebben gedacht. Met succes. Jaren na oprichting van het merk verkocht het merk bijna 200.000 elektrische fietsen. De komende jaren moet dit rap oplopen, met als doel om de komende 5 jaar zo’n 10 miljoen e-bikes te verkopen.
Reparatie? Vergeet het maar.
Die groeispurt zorgt inmiddels ook voor de nodige problemen. Niet alleen bij VanMoof, maar ook bij het Belgische Cowboy, dat zich als directe VanMoof-concurrent in de markt zet. Beide merken zijn in korte tijd zo rap gegroeid dat ze de supportvraag van klanten niet kunnen overzien.
Het gaat er dan om dat de technische diensten niet voldoende capaciteit hebben. Daar ontstaat dan ook het eerste pijnpunt van urban e-bikes – of althans: de meeste van zulke fietsen. De VanMoof’s van deze wereld gebruiken namelijk in-house componenten om hun hippe ontwerpen te faciliteren. Klinkt ideaal, tot de fiets een onderhoudsbeurt nodig heeft. Componenten van VanMoof en Cowboy zijn namelijk niet zomaar verkrijgbaar.
Je moet dus vertrouwen op enkele verkooppartners, of de technische dienst van de bedrijven zelf. Diensten die dus onderbemand staan, en zodoende je fiets niet snel kunnen repareren. Daar sta je dan, met een elektrische fiets die onderhoud nodig heeft maar dit niet kan krijgen.
Ontwerp op 1, 2 en 3
Design staat hoog in het vaandel bij fabrikanten van urban e-bikes. Zo hoog dat de techniek van het e-bike systeem soms als ‘nagedachte’ voelt, iets dat op plek vier (of tien) aan de orde kwam. Kost je fiets 1.000 euro, dan speelt dat allemaal wat minder een rol. Daar wringt echter het schoentje: een hippe e-bike kost namelijk geen 1.000 euro, of zelfs 2.000 euro. Voor verreweg de meeste van zulke fietsen betaal je 2.700 tot 3.500 euro.
Flink geld, zeker als je bedenkt wat je daarvoor krijgt. Veel stadse e-bikes maken namelijk gebruik van achterwielmotoren. Motoren die eigenlijk thuishoren in het segment tot 2.000 euro. Daarnaast merken we op dat veel urban e-bikes slechts één versnelling hebben. Geen versnellingsnaaf of zelfs derailleurversnellingen: single-speed. Wat we ook steeds vaker missen zijn displays waarop je kunt aflezen hoe snel je fietst of hoe vol de accu zit. Hartstikke onhandig. Merken zeggen dat gebruikers prima hun telefoon kunnen gebruiken – mij niet gezien, zeker niet op zo’n prijspunt.
Pijnlijke armen…
Wat mij echter nog het meeste stoort is de vering, of eigenlijk: het gebrek daaraan. Urban e-bikes met een geveerde voorvork bestaan eigenlijk niet. Elke klap van het wegdek moet je dus zelf, met je armen, opvangen. Eens je 25km/u of harder rijdt, is dat niet bepaald een pretje. Als ik zulke fietsen zie, vraag ik mij ook ten zeerste af of de fietsers daadwerkelijk comfortabel rondrijden. Of alvast: ik ben er zeker van dat ze het comfort van een geveerde voorvork zouden appreciëren.
Stap in de goede richting
Veloretti, een andere VanMoof-concurrent, weet een deel van de problemen te tackelen. Weg is de voor- of achterwielmotor van een VanMoof of Cowboy. Op de Ivy 2 en Ace 2 vind je immers Bafang-middenmotoren. Motoren die ook nog eens een pak krachtiger zijn dan wat Cowboy en VanMoof te bieden hebben.
Bovendien bieden de e-bikes gewoon een schermpje, ingebouwde versnellingsnaaf en zelfs Enviolo’s Automatiq-techniek. Waar het dan nog op misloopt? De voorvork is nog altijd niet geveerd – zelfs bij ritten in de stad, bijvoorbeeld op klinkerwegen, is dat een immens gemis.
Het is alvast een stap in de goede richting. Bovenal omdat ze een precedent zetten met wat merken kunnen doen om standaard componenten op hippe e-bikes te gebruiken. Dat is wellicht een van de belangrijkste kenmerken van zo’n Veloretti – dat elke fietsenmaker hem kan repareren, of ze nu het merk voeren of niet.
Concurrentie neemt toe
Veloretti lijkt voorlopig wel de enige te zijn die de gestandaardiseerde route kiest. Gelukkig bestaat er concurrentie op de e-bike-markt, en is het tijd dat zowel Cowboy en VanMoof dat gaan merken. Waarom zou je immers 3.500 euro uitgeven aan een hippe stadsfiets, als je aan 2.699 euro ook een ontzettend krachtige en duurzame Canyon Pathline:ON 4 koopt. Een e-bike met veel meer kracht dan een Cowboy, VanMoof (45Nm) of Veloretti (65Nm) aan 85Nm. Bovendien is de accu groter op de Canyon én kom je er vooral verder mee: 130 km, ten opzichte van maximaal 70-100 km voor de urban e-bike-concurrentie.
Er valt dus wat te kiezen. Niet alleen bij Canyon. Ook merken als Cube, Trek en Gazelle hebben een steeds groter aanbod van luxueuze e-bikes rond dit prijspunt. Fietsen die qua uitstraling ook steeds beter meekomen met de VanMoof’s van deze wereld, en qua techniek zelfs vooroplopen.
Wat moet er gebeuren?
Wat vaak als argument wordt gegeven voor de hogere prijs is niet alleen het ontwerp. Het zijn juist de extra handigheidjes van de fietsen. Neem bijvoorbeeld het schopslot van VanMoof of app die de fietservaring naar een hoger plan tilt. Je ziet echter dat merken als Gazelle ook steeds vaker met die opties op de proppen komen. Bosch – als fabrikant van veel krachtige e-bikemotoren – helpt daarbij met handige apps voor e-bikes.
Het imperium dat VanMoof gecreëerd heeft, draait om ontwerp en gebruiksgemak. Alleenrecht op gebruiksgemak (of hippe ontwerpen), bestaat nochtans niet. Wil het merk blijven overleven dan zijn er eigenlijk maar twee opties. Enerzijds kunnen ze terugvallen op een lager prijspunt, waardoor ze weer trendsetter zijn in plaats van ‘nog een hip e-bike merk’.
Aan de andere kant staat het terugvallen op gestandaardiseerde componenten. Componenten die dus gemaakt zijn door merken als Bosch, Shimano, Bafang, MiVice en ga zo maar door. Niet alleen stelt dat ze in staat om een meer vergelijkbaar presterend product als de concurrent neer te zetten. Het zorgt er in eerste plaats voor dat klanten niet blijven zitten met een niet-te-repareren urban e-bike. Dit haalt ook zorgen weg bij klanten die nu uit angst voor defecten wegblijven bij VanMoof.
Goedkopere urban e-bikes
Is er nog wel plaats voor goedkopere urban elektrische fietsen, zoals de modellen van Bird, Cortina of Tenways? Wat mij betreft is dat een ander verhaal. Voor urban e-bikes van die merken betaal je vaak niet meer dan 2.200 euro. Dat prijzen waarbij details als vering, krachtige motoren en displays minder een rol spelen.
Een fiets moet dan vooral duurzaam zijn. Wat mij betreft zijn dat ook prijzen die beter passen bij een fiets voor stadsverkeer. E-bikes waarbij het minder een rol speelt als ze beschadigd raken bij gebruik in de stad. In mijn optiek moet een fiets die meer dan de 2.700 euro kost meer zijn dan dat. Meer dan alleen een middel om je binnen de stad te vervoeren, en juist een fiets waar je weer en wind trotseert. Een fiets die je buiten de stad meeneemt én het vermogen en duurzaamheid biedt om dat te behalen.
Duurzaamheid die ontbreekt op de meeste urban e-bikes. Althans, tot ze onvermijdelijk eens bij de dealer staan. Kijk daarom eens bij de gevestigde merken: ook zij gaan mee met de tijd…