Accenture: cross-ministerieel e-gov-overleg nog te vaak 'praatbarak'

Jos Vranken, directeur overheidsdiensten bij Accenture België, vindt dat bij het cross-ministerieel overleg inzake e-governement nog te vaak de politieke wil ontbreekt om tot resultaten te komen. “Het is een lijdensweg die te dikwijls verzandt in een praatbarak”, beweert Vranken onomwonden en stelt daarom voor dat een twee- of drietal ministers een soort van charter zouden ondertekenen waarin duidelijke e-gov-resultaten worden vooropgesteld. De uitspraak komt er net na de Accenture-studie die vaststelt dat de on line dienstverlening van de Belgische overheid het 15 procent minder goed doet dan de privé-sector. Het kabinet van minister van Informatisering Peter Vanvelthoven noemt de kritiek van Accenture pertinent onjuist en verwijst hiervoor naar eigen onderzoek en recente projecten.

Vranken is de eerste om toe te geven dat cross-ministerieel en departementaal overleg een moeilijke zaak is. Te moeilijk eigenlijk, aldus Vranken die niet gelooft in de werkbaarheid van horizontaal overleg wat e-government betreft. Daarom stelt hij voor dat een beperkt aantal ministers het laken naar zich toe zouden trekken en de nodige bevoegdheden zouden krijgen. Op het kabinet Vanvelthoven reageert men verbaasd op de kritieken.

Volgens Vranken zou de Belgische overheid meer moeten investeren in haar on line dienstverlening. Hij weet zich hierbij gesteund door een recente studie van Accenture, waaruit blijkt dat de Belgische overheid het qua on line dienstverlening in vergelijking met de privé 15 procent minder goed doet. Cijfers die steunen op een telefonische rondvraag bij 400 Belgen. “Wij vragen ons af in welke mate dit onderzoek representatief is. Bovendien is 400 respondenten erg weinig en brengt dit een vrij grote foutenmarge met zich mee”, reageert Koen Pardon, woordvoerder van minister Vanvelthoven, die er fijntjes aan toevoegt dat eigen onderzoek bij ruim 4.500 Belgen gebeurt.

Pardon betwist ook de kritiek van Vranken dat België de laatste twee à drie jaar geen grote initiatieven meer op poten heeft gezet – de back-office buiten beschouwing gelaten: “We hebben wel degelijk een aantal on line dienstverleningen gelanceerd waar veel mensen bij betrokken zijn.” Het kabinet verwijst onder meer naar het COVA-project waardoor 1,6 miljoen arbeiders de eigen vakantiegegevens kunnen opvragen via de portaalsite van de sociale zekerheid, de RVA die mensen met loopbaanonderbreking of tijdskrediet toelaat om hun dossier on line op te vragen, de e-community voor mensen met een handicap en Tax-on-Web waarlangs de fiscus in oktober 569.214 belastingaangiftes aankreeg. “We hebben daarnaast ook heel wat grotere projecten lopen, waaronder het E-procurement-project, dat alle procedures inzake overheidsopdrachten moet vereenvoudigen en in samenwerking met minister van Ambtenarenzaken Dupont en de administratie P&O gebeurt, en Be-health, met Volksgezondheid en Sociale Zaken. Bij Be-health starten nu projecten waardoor verpleegkundigen hun facturatie aan de mutualiteiten elektronisch kunnen doorvoeren. Die deelprojecten leiden er uiteindelijk toe dat patiënten hun medisch dossier elektronisch kunnen raadplegen. Uiteraard gaat zoiets stap voor stap, net omdat er veel spelers bij betrokken zijn.”

België is lang niet het enige land, volgens de Accenture-studie, waar de bevolking een kloof meent waar te nemen tussen e-services van de overheid en de privé. Een e-gov-klepper als Canada zou het zelfs 20 procent minder goed doen dan de bedrijfswereld. “E-government blijft natuurlijk een dynamisch gegeven”, nuanceert Vranken, die eraan toevoegt dat de Canadezen mogelijk strenger hebben geoordeeld of gewoon veel betere privé-initiatieven hebben. Enkel in Singapore, ook al zo’n e-gov-trendsetter, vonden de ondervraagde burgers dat de e-diensten van hun overheid wel voorliepen op die van de privé-sector.

Accenture staat wereldwijd in voor management consulting, technologische dienstverlening en outsourcing. Eerder werkte het bedrijf ook mee aan de federale portaalsite Belgium.be.